voortdurende uitwissing van levens. Platonovs proza is een mengeling van sentiment, ideologische ernst en gefnuikte overtuiging. ‘Moskou Tsjestnova had gelijk dat liefde geen communisme [toekomst] is en dat hartstocht verdriet betekent’.
Toch bespot Platonov niet, bedrijft hij geen satire over de rug van zijn personages. Eerder krabt hij de hoogglans van het socialistisch realisme af, op zoek naar een nieuw realisme dat zich kan meten met de situatie ter hand, hoe krap ook. Hij weigert zijn handen af te trekken van de moeizame totstandbrenging van een leefbare wereld. Ik lees zijn werk als een poging om uit de negatieve dialectiek van hartstocht en verdriet iets te laten bloeien, om revolutiegeloof te verbinden aan de alledaagsheid waar ze anders, als we niet beter weten, onder zou bezwijken. De ijver van de personages, die zich op absurde wijze vereenzelvigen met hun technische taken, is niet blind, maar gericht op het verwerven van inzicht in hoe de dingen werken.
Gereduceerd tot basale levensdrang, op het meest viscerale niveau van honger, dorst, slaap en liefde, houden ze zich koste wat kost vast aan een reeks problematische proposities die het leven en zijn reproductie mogelijk moeten maken. Lauren Berlant zou die gehechtheid aan wat niet werkt aanduiden als wreed optimisme. De levens van zijn personages zijn versmald tot een soort gerumineer over de mogelijkheid om iets, al is het maar iets, te realiseren in de wereld. Zijn romans en verhalen bevatten aanwijzingen om door te gaan, zonder grote ideologische, technologische of zelfs maar praktische zekerheden. De ingenieur Sartorius, die gedwongen wordt ‘de grote weg van de techniek’ te verlaten en zijn zoektocht naar een zuivere weegschaal te staken; Vosjtsjev die een verzamelaar wordt van allerlei klein schroot als ode aan de planloze wereld; het personage in Tsjevengoer dat zich richt op de praktische problemen van het socialisme in het hier en nu, zodat hij niet overweldigd wordt door het terugwijken van de communistische horizon.
Zulk denken en handelen met beperkingen is actueel in ons eigen leven in een tijd zonder grote beloftes. Platonov leest als een tijdgenoot voor ons eigen leven, niet in socialistische, maar in kapitalistische ruïnes. Al zijn hoop is gevestigd op het werken met het weerbarstige en ongenaakbare, in plaats van over de troebelheid heen te stappen. Dit is de opdracht, als we de wereld willen blijven bewonen: om leren gaan met de grond waar we op staan, waar we in staan, zonder daarvan onze fetisj te maken, het zoveelste prachtige idee waarmee we af kunnen komen van de smeur op onze handen die de fetisjen van de bovenwereld - revolutie, vooruitgang - daar hebben achtergelaten.