schooltje in een buitenwijk rijden we het erf op. Er is een toneelstuk aan de gang voor de kinderen. Als de jongens naar binnen gaan en tussen het publiek plaatsnemen, loop ik het pad af. De stofwolk van een auto is als dikke mist. Mannen op het veld dragen blauwe kleren en blauwe tonnen op hun schouders. Een hagedis kruipt weg over een geopend hangslot.
Er is een straatje, met aan weerszijden winkels, saloons. Verder niets, vlaktes. Op een hoek een klein gebouwtje met een kapsalon. Dit is waar westerns vandaan komen, niet uit Amerika, maar uit Afrika.
Mike, Shoes en Chiri hebben voorgelezen op het schooltje, de kinderen van Mike zijn elders. Een compound is zoiets als een woonerf, huizen en tuinen rond een klein pleintje dat als erf dient. Iedereen voedt elkaars kinderen op, zegt Mike. Ze pikken hier eerder woorden op dan van een televisie. Een van zijn kinderen is er, de ander is uit spelen. We rijden verder met het kind en stoppen voor een slagerij, afgezet met tralies. Er zijn drie hopen vlees, varken, lam en bief. Varken is het verst en is het snelst gaar, weet Chiri.
In de bar naast de slager staat een barbecue. De vloer is zwart en spekglad. In de vensterbanken liggen bierdoppen. Bovenop de gemetselde muur steken glasscherven. Shoes bakt het vlees. Het jongste kind van Mike likt zijn vingers af. Er staat een grote groene watertank, met een kraan en een teiltje. Er is commotie buiten, dat Mike een witte heeft meegenomen. Ze vragen of hij nu rijk is. Mikes oudste kind wordt naar de bar gebracht.
Vuur brandt langs de weg, kleine vuurtjes. Tegenliggers zetten hun richtingaanwijzers aan zodat je beter de zijkant van de auto ziet als je hen passeert. Chiri doet het ook, maar vergeet het op den duur. Fietsers rijden langs de autoweg. Een man houdt een fiets vast en buigt naar de grond. Kinderen zitten op het dak van een cabine van een bestelwagen. Bij een parkeerplaats voor Harare is een barretje en drinkt iedereen bier zittend op de motorkap van hun auto. Er klinkt luide en vrolijke muziek.
De straat die voor het hotel langsloopt heet Rotten Row. Het donkere gebouw op de volgende straathoek is het partijbureau van Mugabe. Zijn foto hangt boven de lobby in het hotel, de bril met dikke randen. De munteenheid bestaat niet meer, je betaalt met dollarbiljetten en als je wisselgeld wilt dan krijg je een handje snoepjes in papiertjes. De verkopers voor het voormalige stationnetje van Harare verkopen hun spullen in randen.
Doorgaand verkeer op dezelfde weg heeft niet altijd voorrang. Bij het busje dat me praktisch van de sokken rijdt, staat in knalrode plakletters op de achterdeur Let love lead. Als het voetgangerslicht op groen springt stormen zes rijen auto's op je af. Er slaapt een man tegen een bumper, met het hoofd rustend op de armen op de opgetrokken knieën. Op de stam van een boom zijn tientallen bordjes gespijkerd met telefoonnummers van meubelmakers, ijskastenreparateurs, dakbedekkers. Een man