En in de krant stond dat je voor honderdzestig kronen naar Amerika kon gaan.
Dat jaar kwam op Driekoningen de voorzitter van de armenzorg langs om te horen hoe het met hen ging.
En Signar liet zich gaan en sprong uit bed en schreeuwde: Dit kan ik je verzekeren, dat wij niets te klagen hebben!
Toen zei Rut:
Dus nu is je rug weer over.
En hij antwoordde:
Ja, daar lijkt het op, het moet zijn overgegaan zonder dat we er erg in hadden.
Dus die lente zou ze vertrekken, een van de buren zou haar een lift naar Åsträsk geven, de eerste doordeweekse dag na Pinksteren.
Toen ze wakker werden, zei Signar: We hoeven toch niet op te staan voor het licht is.
Lichter dan het nu is wordt het niet, zei Rut.
Het is nog stikdonkere nacht, zei hij.
De zon staat vier voet boven de Ormberg, zei ze.
Ik persoonlijk zie geen zon, zei Signar.
Dan ben je vannacht blind geworden, zei Rut.
Ja, zei Signar. Het ontbrak er nog maar aan dat ik blind werd.
En nu hij blind was kon hij haar natuurlijk onmogelijk missen, ze moest wel thuisblijven om het licht in zijn ogen te zijn.
Ze zat naast hem om hem het lijdensverhaal van Christus uitgesponnen door de geschriften van het Evangelie voor te lezen en ze leidde hem bij de hand hierheen en daarheen en ze zalfde zijn oogleden met levertraan en terpentine.
Maar ze zei tegen hem: Je zult vast weer kunnen zien. Ze verkondigde de blinde het zicht.
Op den duur wordt alles je toch ontnomen, zei hij. Waarom zouden we het dan over het zicht hebben.
En de merel: Loop naar de hel.
In Amerika was een jonge vrouw blootsvoets van de ene oceaan naar de andere gelopen, ze had een lam op haar schouders gedragen, niemand was haar voorgegaan, nu was ze wereldberoemd.
Het was immers al eerder gebeurd dat blinden het zicht hadden teruggekregen, nee, Rut had alle hoop nog niet laten varen, als hij weer ging zien dan zou ze vertrekken, ze breide een roodwit gestreept vest en las voor zichzelf in het aardrijkskundeboek.
De haring en haar neefjes en nichtjes en de serviesfabriek en de weduwnaars en Amerika en blootsvoets van oceaan naar oceaan.
Op een dag begin oktober stond Rut bij het raam, toen zag ze een elandstier en een elandkoe die aan het paren waren, ze stonden in het aardappellandje, niet meer dan