te voeden’. Schilderijen aan de muur: in de loop der jaren heeft hij een verzameling opgebouwd van zo'n 150 vooral surrealistische schilderijen van veelal bevriende kunstenaars als Ernst, Fautrier, Dubuffet, Bellmer, Arp, Miró... Naast het bed een kastje met daarop een paar dossiermappen. Verder twee boekenkasten. Daartussen aan de muur het silhouet van een klein Afrikaans beeldje, zo'n 25 cm hoog. Op een bijzettafeltje wat serviesgoed. Op zijn bed, op schoot, nog een paar boeken, en iets wat een potje lijkt te zijn. Om zijn linkerhand gewikkeld, iets onbestemds, het lijkt wel een slang. Een bellekoord, een ceintuur?
De tweede foto toont dezelfde setting, maar de belichting is slechter. In zijn rechterhand houdt Bousquet nu een sigaret. Het glanzende voorwerp op de voorgrond, op het bed gezet, zal dan wel een metalen asbak zijn. Op de derde foto hetzelfde tafereel, uit een iets andere hoek genomen. Een beker die op het bijzettafeltje stond is verdwenen, er lijken wat flacons te staan. Medicijnen? De asbak is nu prominent in beeld, maar te vaag om hem zonder twijfel als zodanig te identificeren. Op de vierde foto heeft de sigaret heeft zich naar de linkerhand verplaatst. Alles verdwijnt in de schaduw, behalve een oplichtende schilderijlijst. De vijfde foto is een close-up van de andere kant. Behalve de boeken op het hoofdeinde zijn er geen voorwerpen te zien. De foto is beschadigd, een sluier van druppeltjes lijkt van rechtsonder tot op de wang van Bousquet te reiken. Hij wendt het hoofd af.
Op de laatste foto van de kanunnik zien we Henriette, de zus van Bousquet, in een stoel zitten. Achter haar een ezel met daarop een doek van Ernst. Andere schilderijen aan de muur, en een Afrikaans masker. Nog een schilderij dat tegen de ezel leunt. De meest herkenbare voorstellingen ogen kubistisch. Naast Henriette nog een lege stoel, een stapeltje papieren op de zitting. Daarachter een kast of plank, je ziet alleen de slordige rij boeken die erop staat. Op de voorgrond een rommelige hoop papieren, een krant, waarschijnlijk liggen ze op het voeteneind van Bousquet.
Recente foto's van de museumkamer laten niet veel anders zien. Wat er aan voorwerpen te vinden is, zijn niet zozeer dingen als wel vensters op andere werelden: boeken en schilderijen. Ook de opiumpijp van Bousquet, waar hij intensief gebruik van maakte, hoort in deze categorie thuis. Wat er verder is, is hoofdzakelijk utilitair: een kop thee, een sigaret. Getuigenissen van vrienden en passages uit zijn werk leveren nog wel een paar dingen op: stenen engelen op de schoorsteenmantel, een transparante steen, een lamp met een cupidofiguurtje, een buste van Seneca, een Chinees doosje, een glazen paardje met een gebroken poot, een vaas met bloemen.
Maar het belangrijkste ding in het leven van Bousquet, dat is het lichaam Joë Bousquet, dat nutteloze omhulsel waarmee hij zich niet kan en wil identificeren, waarin de ware Joë Bousquet opgesloten zit, het lijf waarin de kogel zich sinds 1918 nog altijd een weg lijkt te blijven banen om hem uiteindelijk in 1950 te doden. ‘Een kogel breekt je.