Ton Naaijkens
Mono no aware
Over Friedericke Mayröcker
Mono no aware (物の哀れ) is een Japanse term waar het besef mee wordt aangeduid dat alles vergankelijk is. Het bijzondere ervan is dat het tegelijk gaat om een erkend klassiek Japans schoonheidsideaal. De - misschien westerse - onzekerheid of het nu om een gevoel gaat of om een staat van bewustzijn, zit helemaal in het woord of de woorden zelf opgesloten. De twijfel komt tot uiting als je er een vertaling van probeert te maken: de betekenisruimte is dan enorm en strekt zich uit van ‘het pathos van de dingen’ tot ‘de sensitiviteit voor de dingen’. Kersenbloesem is het symbool van mono no aware, want van bloesem accepteer je het uitbloeien bij het zien van de ontluikende schoonheid. Of mono no aware in de dingen zelf zit of dat mensen het op de dingen projecteren, wordt belichaamd door een andere mogelijke vertaling ervan: ‘het hartverscheurende van de dingen’.
Waar de Oostenrijkse schrijfster Friederike Mayröcker (*1924) de titel van haar boek Das Herzzerreissende der Dinge vandaan heeft (1984) weet ze niet (zegt ze). Of de Japanse uitleg wel of niet past doet niet erg ter zake, hoezeer het boek ook stilstaat bij de dingen - of gewoon: dingen - die haar subjectiviteit mee bepalen en vergankelijk zijn. Das Herzzerreissende der Dinge vormt samen met Die Abschiede (1980) en Reise durch die Nacht (1984) een reeks teksten die (om een titel van een bespreking te stelen) ‘geen autobiografie’ van Mäyrocker vormt, maar ‘toch authentiek’ is. ‘Als een geiser komt het uit me omhoog’, zegt ze in het begin van haar tekst, waaraan je het experimenteren afziet maar die toch dingen en gewaarwordingen beschrijft en inleefbaar ‘vertelt’. Ze vergewist zich van zichzelf, langs verschillende wegen, via irritaties, uitingen van anderen, zintuiglijke gewaarwordingen die door elkaar lopen.
‘Alsjeblieft geen anekdoten, ik ben bang voor anekdoten,’ zegt Friederike Mayröcker, ‘en dan denk ik, terwijl ik door dit druipende woud struin en vanuit het dal de galm van de klokken tot me doordringt, alsjeblieft geen story!, in geen geval een story toelaten!, desnoods een verhaalloop, zoals een levensloop, dus geen geschiedenis, geen levensgeschiedenis’. Mayröcker gebruikt ‘de optiek van het oor’, de smaak van het oog, de geur van de tast om dichter bij de dingen te komen die ze wil vertellen - in een taal die haar gelijke niet kent.