2 januari 2004 - Hem overtuigen dat het denkt: hij? onzeker en: zal wel niks worden, programma/moloch dreigt. (Op dit terrein overwinningen zouden zoet zijn & broodnodig) mijn dag is. Groeten, van je laten horen, monden met hem, een kussen. Oeroude oefening. Betovering, regeling, begrip. Uitgelokt door: vogels laten van zich horen (zo moet ik het ook doen) tot het menselijke, het geoefende, gepleegde, het rituele misschien. Niet laten lopen, hem binden. Ben zu bene so si gelimida sint ben zi bena, bluot zi bluoda, / lid zi geliden, sose gelimida sîn! Vogelvlucht. Oost, west. De groeve, archaïsche groeve, middig, gaat naar de doden. Stad. / Zo is het firmament ferm. Zekers. Niet eigenschapsloos. / De maan is een tekenen, geruisloos. De rivier gehoorzaam. Het gras bovenaards. / Aantekening 12 december 2012: sose gelimida sîn - alsof ze gelijmd zijn. Vertaling omstreden: dat ze aan elkaar gevoegd zijn...
Je ziet de woorden toestromen, het associëren, de niet louter door de ratio geregelde gedachtegang. Ten opzichte van het gedicht, dat het verlangen naar een zekere man weergeeft en contrasteert met de naderende dood, spreekt de notitie net iets duidelijker taal. Het verlangen is seksueel, de stap moet ontegenzeglijk gezet worden, maar hoe doe je dat? Welke toverformules moeten daaraan te pas komen. Er zijn associaties met de beroemde tweede Merseburger Zauberspruch die aan het begin staat van de Duitse literatuur, en met de dichteres van hedendaagsere Zaubersprüche, Sarah Kirsch, die een befaamde gedicht schreef over de onmogelijke liefde tussen iemand uit West- en iemand uit Oost-Berlijn: de liefde komt samen in de vogel, een milaan, die van het ene stadsdeel naar het andere vliegt en door beide personen op hetzelfde moment wordt gefixeerd.
Het bijzondere van Sonanz, gedichten die tussen oktober 2002 en juli 2006 opgetekend werden, ligt in de principiële vertaktheid van elk woord, preciezer nog: elke klank. Het kan elke richting opgaan. ‘Het associatieve verloop zorgde voor een onwillekeurige (vaak nare, want doorstane, bevoogdende) klankglijbaan van het ene woord naar het andere. Of andersom. Onverwacht echter produceerden ze als vanzelf ideële, poëtologische prikkels...’. En dat verloopt anders dan in dromen, maar wel vergelijkbaar ermee: helderder en sneller, op een spannende manier gekoppeld aan emoties, angsten bijvoorbeeld en seksuele interesses, en aan alle andere diepere condities van het menselijke bestaan. De omringende natuur verheft haar stem, de dieren reageren, je doorziet de drijfveren van de beschaving en van het verstand. Elke Erb staat erbij en is verbaasd om haarzelf: ‘De onderhuidse inscripties werden opgeroepen en namen het spel over... Ik keek naar de verzen die ze teweegbrachten en constateerde dat ik dat zelf bezwaarlijk tot stand gebracht kon hebben.’
Elke Erb kijkt in haar gedichten vaker naar zichzelf: in verwondering veelal, en vaak ziet ze zichzelf terug op jeugdige leeftijd, als meisje dat door een bos dwaalt,