Van Aaf tot z
Mi
‘Ga je weer de hele tijd “oui” zeggen?’ Het is eigenlijk zielig: als we met ons hele gezin in Frankrijk zijn, en Gijs, mijn vriend, eropuit wordt gestuurd om zoiets banaals te doen als een stokbrood kopen of bij een restaurant informeren of ze open zijn, zeggen wij altijd dreigend: ‘Ga je weer de hele tijd “oui” zeggen?’
Want hij zegt vaak ‘oui’. Ook, vaak, op de verkeerde momenten. ‘Wilt u uw biefstuk doorbakken of rood?’, vraagt de Franse ober in zijn snelle Frans. ‘Oui’, antwoordt Gijs beduusd. ‘Wilt u kamperen aan de rivier, of bij de jeu-de-boulesbaan?’ ‘Oui.’
Het is schattig. En hij gaat er handig mee om: als hij geen zin heeft om het woord te doen in Frankrijk - en welke ploeterende Nederlandse toerist heeft daar nou echt zin in -, zegt hij tegen mij: ‘Vraag jij het maar, want ik zeg toch alleen maar “oui”.’
Oor voor muziek heeft hij ook niet. Hij houdt van muziek en kan goed gitaarspelen, maar als hij een liedje nazingt (‘Je weet wel, dat nummer van la-la-lalalala-la-lá-laaaa!’), heb ik nooit enig idee wat hij bedoelt.
Ik begon te vermoeden dat aanleg om vreemde talen te leren en aanleg om liedjes met de juiste melodie na te zingen, misschien hetzelfde was. Of in dezelfde hersenkwab huisde - zoiets. Ik ging op zoek. Op internet.
Voor mijn theorie ‘taalgevoel = muziekgevoel’ vond ik uiteindelijk geen ondersteuning, maar het is wél zo dat je, als je al vanaf jonge leeftijd muziek gestudeerd hebt, sommige talen makkelijker kunt leren. Dat geldt vooral voor talen die klinken als een muziekje, en ik heb het nu natuurlijk over het Chinees.
Het Chinees is een taal met tonen, en het woord mi, om maar wat te noemen, kun je op drie verschillende toonhoogtes uitspreken, en dan betekent het respectievelijk ‘de ogen dichtknijpen’, ‘bevreemden’ of - ja, deze wist u - ‘rijst’.
Ingewikkeld. Dan helpt het, zeggen onderzoekers van de Northwestern University, als je al sinds jonge leeftijd, om maar wat te noemen, de viool ter hand neemt. Dan heb je een ontwikkelder muzikaal oor, en dus een beter oor voor Chinees. Het werkt misschien zelfs ook andersom: dat je als Chinees een beter muzikaal oor ontwikkelt. (Dat verklaart wel waarom er zo veel Chinese muzikale wonderkinderen zijn. En ik maar denken dat het aan hun drillende tijgermoeders lag.)
Ik weet nu dat ik mijn kinderen vroeg op vioolles moet doen. China is straks de grootste wereldmacht, en dan is het handig om op drie verschillende toonhoogtes mi te kunnen uitspreken, en te begrijpen. Mi, niet oui. Over oui hoor je over vijftig jaar niemand meer.
Aaf Brandt Corstius