Monopoly
‘Heel Amerika en Engeland speelt 't! Spel van grootgrondbezit en speculatie! Iedereen Rockefeller voor één avond ...’, aldus een advertentie uit 1936. Bij Monopoly is het doel een monopolie op te bouwen door het kopen en verhuren van straten, huizen en hotels. De economische term is een samenstelling van de Oudgriekse elementen monos (‘alleen’) en pōleō (‘ik verkoop’) - dus het betekent ‘met uitsluiting van anderen alleen mogen verkopen’.
Als bedenkster van het spel geldt de Amerikaanse stenotypiste Elizabeth Magie. Magie was een aanhangster van het georgisme, een economische stroming waarin gepredikt werd dat het exploiteren van onroerend goed rijkdom brengt voor enkelen, maar ten koste gaat van de massa van hardwerkende mensen. Met The Landlord's Game (‘het spel van de huisbaas’), zoals Magie het in 1903 noemde, wilde ze de kwade gevolgen van het ongebreidelde kapitalisme aan de kaak stellen. De spelfabrikant Parker Brothers bracht in 1935 een door Charles Darrow ontwikkelde variant uit, nu onder de naam Monopoly.
De eerste Nederlandse versie van Monopoly kwam in 1940 op de markt. Eerder was in ons land de Britse versie al populair, gespeeld met de straten van Londen en geleverd met een tweetalige handleiding.
De naam wordt in ons land doorgaans op z'n Nederlands uitgesproken, met de klemtoon op de derde lettergreep: ‘monopólie’. Ook het in het Groene Boekje opgenomen werkwoord monopolyen demonstreert dat de Amerikaanse naam goed is ingeburgerd. Enkele Monopoly-termen zijn een eigen leven gaan leiden. In 1976 bundelde Jan Blokker een aantal columns onder de titel Ga direct naar de gevangenis, ga niet langs AF en ontvang geen f 200,-. Raymond Spanjar noemt in zijn memoires een zeker geldpotje dat als reserve diende bij de oprichting van Hyves ‘onze verlaat de gevangenis zonder betalen-kaart’, en een coverband draagt de naam Dorpsstraat Ons Dorp.