| |
| |
| |
De knipoog van de taal
Over de stijgende populariteit van woordspelingen
René Appel
‘Marx Rutte’, ‘Pinnen zonder kloppen’: cabaretiers zijn er al langer dol op, maar de woordspeling lijkt nu ook definitief doorgedrongen te zijn in de media - en dan echt álle media: van de Volkskrant tot De Telegraaf en van RTL Boulevard tot NRC Handelsblad. Inventarisatie van een verschijnsel dat heel irritant is. Of juist enorm grappig.
Tijdens het zappen viel ik in een discussie over hoe de media omgingen met de toen ophanden zijnde geboorte van het kind van de Engelse prins William en zijn vrouw. Eronder stond in een gekleurd balkje: ‘Persweeën’. De vaste kijkers zullen meteen weten waar ik in beland was: het dagelijkse roddelprogramma RTL Boulevard. Daarin wordt elk behandeld onderwerp onder in beeld steevast voorzien van een woordspelig commentaartje. ‘Pinnen zonder kloppen’, viel er bijvoorbeeld te lezen bij een bericht over het hacken van banken. En ‘Soapp’, bij een nieuwtje over een app over de soapserie Goede tijden, slechte tijden.
Ook de serieuzere media schuwen de woordspeling niet. ‘Het dak eraf’, stond op de voorpagina van de bijlage ‘Lux’ van NRC Handelsblad van 8 juni. Het stuk waarnaar werd verwezen ging over de genoegens van het 's zomers rijden in een cabriolet, natuurlijk met opendak. De kop boven het artikel: ‘Laat maar waaien’. Nog voordat je goed en wel begonnen bent met het lezen van het stuk, heb je al twee woordspelingen voor je kiezen gehad.
Zulke ervaringen zal de lezer van de Volkskrant, en dan met name van het katern ‘V’, de laatste tijd ook geregeld hebben, want ook daarin kom je aardig wat woordspelingen tegen. Zo werd onlangs een artikel over de financieel nijpende situatie van het (halvecirkelvormige) theater Carré aangekondigd met: ‘Rondkomen in Carré’. En boven een interview met danser Stevens, voornaam Barrie, stond: ‘Barrières’.
| |
■ Twee betekenissen
Het is een bekend verschijnsel: als iets je eenmaal is opgevallen, zie je het opeens overal. Toch lijkt het er ook objectief gezien wel erg op dat de woordspeling de laatste tijd aan een geduchte opmars bezig is, zeker in de gedrukte media. Waarom is dat? En is het niet riskant? Want behalve spits en geestig wordt zulk humoristisch bedoeld taalgebruik ook melig en irritant gevonden. Waar ligt de grens tussen deze uitersten?
Maar allereerst: wat zijn woordspelingen precies, en wat voor soorten zijn er zoal? Bij woordspelingen wordt vaak een verband gelegd tussen twee betekenissen van woorden en uitdrukkingen. Neem nu de NRC-koppen van hierboven: die kun je letterlijk nemen, maar ze knipogen nadrukkelijk ook naar hun figuurlijke betekenis: laat maar waaien staat ook voor zorgeloosheid, en het dak eraf ook voor enthousiasme en plezier. Enkele andere voorbeelden:
- Uitgemolken | (Kop boven een tv-column in de Volkskrant over een programma waarin geprobeerd wordt het succes van het tv-programma Boer zoekt vrouw voort te zetten.) |
| |
| |
- Stapelgek! | (Kop boven een stukje over een boek van ‘fraudeprofessor’ Diederik Stapel.) |
- Belast verleden. | (Titel van een boek over de nazificering van de Nederlandse belastingdienst gedurende de Tweede Wereldoorlog.) |
- Het vermogen om te leven. | (Slagzin van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds.) |
- Het komt vast goed. | (Titel van de biografie van de - mogelijk - dubieuze vastgoedhandelaar Jonald Bouwhuis.) |
Woordspelingen verwijzen vaak ook naar bestaande uitdrukkingen:
- | Je ziet meer in het DeLaMar Theater. |
- | Hema, de gewoonste zaak van de wereld. |
- | Patina, beter op de hoogte van daken.
(Slogan van een dakdekkersbedrijf.) |
- | Als het om kwaliteit gaat, kennen onze slagers geen grenzen.
(In het Albert Heijn-tijdschrift Allerhande; over de slagers die hun vlees uit Zuid-Amerika halen.) |
| |
■ Fraudekul
Soms is het nodig uitdrukkingen en woorden te verknippen en aan te passen om tot de gewenste dubbelzinnigheid te komen:
- | Gedeelde Smart is veel voordeliger. (Kop boven een artikel waarin de voordelen beschreven staan van het samen delen van een auto, een Smart. |
- | Slot zij met ons. (Tekst op een spandoek bij voetbalclub PEC Zwolle als eerbetoon aan de vertrekkende speler Arne Slot.) |
- | Fraudekul. (Kop boven een artikel over fraude in het wetenschappelijk onderzoek.) |
- | Cliteratuur. (Benaming voor de stroom aan softpornoboeken voor vrouwen na het succes van Vijftig tinten grijs.) |
- | Vlie-namese loempia's. (Vietnamese loempia's op ... inderdaad, Vlieland.) |
- | Hotel Altijd Wad. (Hotel op Terschelling.) |
- | Bloed, zweet en snaren. (Tv-documentaire over het Concertgebouworkest.) |
- | Helden. Magazine over bloed, zweet & trainen. (Maandblad over sporters.) |
- | Altvioolaholic. (Kop boven een artikel over de uitzonderlijk gedreven altviolist Oene van Geel.) |
- | Ongekoe-ld lekker lang houdbaar. (Over melk, in Allerhande.) |
Het splitsen van een woord met behulp van een koppelteken is een geregeld gebruikt procedé. In Utrecht is er een dierenwinkel die ‘Zoo-logisch’ heet, en Vlie-trine is de titel van een informatiemagazine over Vlieland.
| |
■ Marx Rutte
Eigennamen worden ook gretig veranderd of misvormd ten behoeve van een woordspeling:
- | Marx Rutte. (Vorig jaar in chocoladeletters op de voorpagina van De Telegraaf naar aanleiding van de ophef over de - sterk nivellerende - inkomensafhankelijke zorgpremie.) |
- | Oprutte! (Spandoek tijdens een demonstratie tegen het kabinetsbeleid.) |
- | Aantjess. (Kop boven een aankondiging van een documentaire over Willem Aantjes' lidmaatschap van de Germaansche SS.) |
- | Jeroen Dijsselblooper. (In verschillende krantenartikelen over de veronderstelde fout van minister Jeroen Dijsselbloem in de communicatie over de financiële regeling met Cyprus.) |
- | Fyrus. (Kop boven een column over het Fyra-debacle van Youp van 't Hek - die een liefhebber lijkt te zijn van dit type woordspelingen. Zie bijvoorbeeld ‘Moszkofiets’ en ‘Rassmoezen’. De eerste slaat op de scooter waarmee advocaat Bram Moszkowicz zich volgens Van 't Hek zou laten vervoeren. ‘Rassmoezen’ verwijst naar de vanwege doping veroordeelde wielrenner Michael Rasmussen en de smoezen van hem en anderen in de wielersport over dopinggebruik |
‘Moszkofiets’,‘Rassmoezen’,‘Fyrus’ ... Youp van 't Hek lijkt een liefhebber te zijn van dit type woordspelingen.
| |
■ Zoekplaatjes
Er zijn woordspelingen die niet meteen voor iedereen inzichtelijk zijn. Neem ‘Life of Ralph’, de kop boven een artikel over oceaanroeier Ralph Tuijn, waarin wordt gerefereerd aan het boek (en de film) Life of Pi, over een Indiase jongen op een boot met een tijger. Wie het boek of de film niet kent, zal moeite hebben de kop te plaatsen. En ook Halve soul zal voor sommigen een zoekplaatje zijn. Het is de naam van een radioprogramma van Jeroen Kijk in de Vegte, die het kennelijk geen probleem vindt om impliciet aangeduid te worden als ‘halve zool’. Hij ‘trakteert je’, aldus de programma-informatie, ‘op zijn dubieuze muzieksmaak, waar opvallend veel soul, disco en R&B onder blijken te vallen’.
Wat gaat er schuil achter snackbar Nikadel Speciaal? Die blijkt gelegen te zijn aan de straat Nikadel in De Koog, en is vermoedelijk gespecialiseerd in de frikadel speciaal. En in ‘Moes’ kun je alleen een woordspeling zien als je weet dat het de naam is van de eet- en drinkgelegenheid van De Appel, een centrum voor hedendaagse kunst in Amsterdam.
| |
■ Geth Saaikema
De woordspeling gedijt van oudsher uitstekend in het cabaret. We zagen al wat voorbeelden van Youp van 't Hek, maar er zijn er veel meer. Kijk alleen maar naar de titels van cabaretprogramma's. Bert Visscher bracht een programma met de titel Stoffe jongens. Een van de eerste shows van Jochem Myjer heette Geen Gemyjer en Tineke Schouten koos voor titels als Posi-tien, Showiesjoo en Lach Vegas.
Eerder berucht dan bekend om zijn woordspelingen was Seth Gaaikema, want bij hem leek de grens van wat echt te melig werd gevonden wel te zijn bereikt. In de jaren tachtig, net als nu een tijd van economische crisis, van ‘magere jaren’ dus, had hij het niet over Dik Trom, maar over ‘Dun Trom’. Bekend is ook het lied waarin hij speelt met plaatsnamen: ‘Ik zie een Bode Graven / aan de oever van de Rijn. / En een boer die naar z'n Zwijn Drecht. / Z'n zwijn kwam in de Rijn terecht / en zal daar nog wel zijn. // Ik zie een Hinde Lopen / daar bij de rivier. / 't Scheelde weinig of ik Hat'tum’, enzovoort. Seth Gaaikema werd uiteindelijk zelf het slachtoffer van woordspelingen: zijn naam werd soms getransformeerd tot Geth Saaikema, of Zeikema
| |
■ Kunststof
Er zijn nogal wat programma's op radio en televisie waarvan de naam een woordspeling bevat. Denk aan het cultureel interviewprogramma Kunststof, op Radio 1, het muziekprogramma Roodshow op Radio 2 (gepresenteerd
| |
| |
door Jan-Willem Roodbeen, maar uiteraard knipogend naar road show) en het medische tv-programma Over leven met ... (op de plaats van de puntjes kan dan een ernstige ziekte worden ingevuld).
In de reclamewereld is ook sinds jaar en dag bekend dat een goede woordspeling een enorme aandachttrekker kan zijn. Ik noemde al het wat gewrongen ‘Ongekoe-ld lekker lang houdbaar’, maar kwam onder veel meer ook deze heel aardige van een opslagbedrijf tegen: ‘City Box, op slag meer ruimte’. En ook non-profitorganisaties weten er raad mee, getuige bijvoorbeeld ‘De Meijertjes gaan scheiden’, op een affiche voor een actie waarin het scheiden van afval wordt bepleit.
Boektitels lijken minder vaak woordspelig te zijn, waarschijnlijk omdat ze langer mee moeten dan een krantenkop. Toch zijn ze wel te vinden. Decksels! van Daphne Deckers, bijvoorbeeld, of Leven als Gort in Frankrijk van Ilja Gort, de in Frankrijk wonende wijnschrijver. Gabriël Kousbroek publiceerde een boek over zijn familie onder de titel Kousboek, en Ewoud Sanders over zijn leven als vader: Nooit meer uitslapen, een duidelijke knipoog naar Nooit meer slapen van W.F. Hermans. Cabaretier Herman Finkers combineert voor zijn boeken vaak titel en ondertitel tot een woordspelerig geheel, zoals Verhalen voor in het haardvuur. De meest brandbare teksten uit zijn theaterprogramma's.
| |
■ Groepsgevoel
Maar de opmars van de woordspeling is toch het duidelijkst te zien in de gedrukte media. Aan de voorbeelden van hiervoor zijn er met gemak vele toe te voegen, zoals ‘Last mango in Paris’, over de verplaatsing van de versgroentemarkt naar de banlieus, of de kop in De Telegraaf boven een stuk over het feit dat de NS wil stoppen met de Fyratrein: ‘Geen Fyr(r)assing’. Waar komt die neiging tot woordspelen vandaan?
Chris Buur is chef van het katern ‘V’ van de Volkskrant, en heeft veel ervaring met het maken van koppen, eerder ook als hoofdredacteur van de VARA Gids. Voor een bijeenkomst van bedrijfsjournalisten legde hij uit hoe belangrijk een geestige, spitsvondige kop is. ‘Een kop geeft een blad een ziel. Je kunt er een band met de lezer mee creëren. Grappige koppen kunnen voor een groepsgevoel zorgen: wij maken geestige grapjes en u heeft ze door. Dat idee.’ De woordspeling is hierbij een belangrijk middel. Volgens Buur moet die aan drie eisen voldoen: hij moet een gevoel van spitsvondigheid geven, duidelijk zijn en vrij van oubolligheid. Buur: ‘Daarom kun je beter geen afgezaagde uitdrukking als Boontje komt om zijn loontje in een woordspeling verwerken. Hedendaags taalgebruik helpt heel erg. “Colazuipen” had iemand van ons bedacht boven een stuk over tienerfeestjes waar juist géén alcohol wordt geschonken. Daarnaast is het goed om aan te haken bij titels van films, boeken, popalbums en dergelijke die én bekend zijn én tot de onuitgesproken canon van de betere of leuke cultuur horen.’
Broodjeszaak op Vlieland.
Foto: René Appel
Kees van Kooten beschouwt zichzelf als ‘dwangmatig woordspelig’.
| |
■ Leuk of irritant?
Natuurlijk blijven er altijd mensen die een gezonde hekel hebben aan deze vorm van humoristisch bedoeld taalgebruik. Ze vinden woordspelingen flauw, melig, vergezocht of irritant. Zo schreef Volkskrant-columniste Sylvia Witteman: ‘Gij zult niet woordspelen.’ Ze deed dat naar aanleiding van supermarktaanbiedingen in de weken voor de troonswisseling, zoals ‘een vorstelijke borrel’ of ‘de kroon op elk diner’. Ze licht toe: ‘Ik heb niet werkelijk iets tegen woordspelingen, maar ik maak ze alleen in de discrete privésfeer. Woordspelingen zijn uit de aard der zaak flauw, maar je móét ze maken; het is zoiets als boeren of neuspeuteren - dat mag ook alleen thuis, in intieme kring.’
Wat vinden Onze Taal-lezers van woordspelingen? Via een poll op de website peilden we uw mening. Over vier woordspelige krantenkoppen (onder meer ‘Het dak eraf’ bij het NRC artikel over cabrio's) werd een oordeel gevraagd: leuk of irritant? Bijna tweederde van de 684 lezers die reageerden, vond dergelijke koppen leuk. ‘Juist wel prikkelend en maakt nieuwsgierig om te lezen’, schreef een respondent, daarmee de opvatting van Chris Buur ondersteunend. Een ander: ‘Ik vind dit soort woordspelingen altijd fantastisch.’ Degenen die zich eraan ergeren, willen door een krant zo sec mogelijk worden geïnformeerd, en wensen ‘geen flauwekul’. Maar in feite ligt het genuanceerder, zoals uit de volgende reactie blijkt: ‘Goed gevonden zijn ze leuk, soms zijn ze geforceerd of erger.’ De reageerder zegt het er niet bij, maar hij moet bij dat laatste bijna wel gedacht hebben aan koppen als ‘Altvioolaholic’ en ‘Geen Fyr(r)assing’ - zie hiervoor.
| |
■ Kleeftijd
Een overduidelijk pleitbezorger van de woordspeling is Kees van Kooten. Vermoedelijk kan hij zelfs nog een spoortje waardering opbrengen voor de weinige mensen die het werk van hem en Wim de Bie niet leuk vonden en het duo daarom ‘Van Klooten en Debiel’ noemden. Van Kooten beschouwt zichzelf als ‘dwangmatig woordspelig’. In het Boekenweekgeschenk van 2013, De verrekijker, meldt hij regelmatig ‘kleeftijd’ te tikken als hij ‘leeftijd’ bedoelt. Op zijn laptop liggen de toetsen vlak bij elkaar, en als hij de l typt, dan ‘lift de linksbelendende k vaak ongemerkt mee’. Vervolgens is hij wel tevreden met het woordspelige kleeftijd, omdat hij graag terugkeert naar zijn jeugdjaren en ‘geestelijk nogal eens blijft plakken in de decennia vijftig en zestig van de vorige eeuw’. In een oudere woordspeling blijkt het eigen verleden ook een rol te spelen. In het verhaal ‘Schrijver worden’ uit de bundel Koot graaft zich autobio (1979) ligt de hoofdpersoon grieperig in bed en heeft hij het over een ‘déjà-flu’: herinneringen aan een griepaanval in zijn jeugd komen weer terug ‘inklusief het komplete spijbelgevoel van vijfentwintig jaar geleden’.
Kees van Kooten is dit jaar de auteur van het Groot Dictee der Nederlandse Taal. De vraag is hoe vaak hij daarin naar ons zal knipogen met een woordspeling.
|
|