De waarheid moet gezegd worden
Grammatica maakt liegen moeilijk in indianentaal Wayana
Evelyn Bosma
Voor het Zuid-Amerikaanse volk Wayana is het een stuk moeilijker om te liegen dan voor ons. Hun grammatica bevat namelijk een aantal elementen die weinig ruimte overlaten voor dubbelzinnigheid: ‘waarheidsmarkeerders’.
Stel, je wilt op je werk vertellen dat er is ingebroken bij de buren. Er zijn talloze manieren waarop je dat kunt doen: ‘Er is vannacht ingebroken bij de buren’, ‘Er schijnt vannacht te zijn ingebroken bij de buren’, ‘Ik hoorde (of: zag) dat er vannacht ingebroken is bij de buren’, ‘Er moet ingebroken zijn bij de buren’, en ga zo nog maar even door.
Maar in het Wayana, een taal die gesproken wordt door zo'n 1200 bewoners van het tropisch regenwoud van Suriname, Frans Guyana en Brazilië, kan het maar op twee manieren. Werkwoorden in die taal gaan verplicht vergezeld van een voor- en achtervoegsel om aan te geven of de sprekers wel of niet ooggetuige waren van hetgeen ze aan het vertellen zijn.
Als je zelf gezien hebt dat er bij de buren is ingebroken, dan móét je met een specifieke werkwoordsvorm aangeven dat je er zelf bij was. Doe je dat niet en manipuleer je de werkwoordsvorm opzettelijk, dan praat je ongrammaticaal. Het kost vrij veel moeite om dat vol te houden. Het is een beetje vergelijkbaar met wanneer je in het Nederlands alle sterke werkwoorden zwak zou maken. ‘De inbreker loopte om het huis heen en gade via de achterdeur naar binnen.’ Als je je goed concentreert op wat je zegt, moet je het wel een tijdje kunnen volhouden, maar een verspreking is snel gemaakt.