■ Gênante scène
‘Spelling daarentegen heb ik altijd totaal onbelangrijk gevonden. Het vak zou moeten worden ondergebracht bij techniek, niet bij Nederlands. Het heeft niks met taalvaardigheid te maken als je weet hoe je hydrografie schrijft, daar kun je gewoon een boekje op naslaan. Daarom heb ik ook zo'n verschrikkelijke hekel aan dat Groot Dictee der Nederlandse Taal. Wordt er éíndelijk iets aan taal gedaan op de televisie, gaan ze het over spelling hebben! Ontleden, dát is het hart van de taal. Ik zou dolgraag een grammaticaquiz op televisie willen presenteren. En dan aantonen hoe fascinerend, belangrijk en vooral: hoe níét-moeilijk grammatica eigenlijk is.’ Maar ondertussen had de inspectie u dus drie keer voorgedragen voor ontslag.
‘De rector van het Wagenings Lyceum, Ward Lensink, was heel bijzonder, later werd hij directeur van Artis. “Niet ontslaan”, had hij tegen de inspectie gezegd. “Dorrestijn gaat heel goed lesgeven, let maar eens op.” Toch had men ook een punt: ik hoorde nooit helemaal in dat schoolleven thuis. Ik was slordig, en had moeite met organiseren. Mijn collega's hielden er rekening mee, maar een school vol docenten zoals ik zou niet werken. Ik herinner me nog goed een gênante scène tijdens een ouderavond. Tegenover een ouderpaar begon ik honderduit te praten over hoe goed hun Henkie het deed. Bleken er twéé Henkies in de klas te zitten ... had ik het over de verkeerde! Ik zie nóg de blik van afgrijzen in hun ogen.’
‘Ook bij de docenten was ik een vreemde eend in de bijt. Ik zat in de wat linksere hoek, maar mijn collega's waren een stuk fanatieker. “Ga je morgen mee naar Den Haag?”, vroegen ze me. “We gaan demonstreren. Voor meer salaris!” Ik was verbijsterd, vond het schandelijk zelfs. “Zijn jullie nu helemaal bedonderd?”, antwoordde ik. “We verdienen al zo veel!”’
‘Lensink kreeg uiteindelijk gelijk: na drie jaar kwam het ministerie van Onderwijs hele lessen van mij opnemen, als voorbeeld van hoe men literatuur diende te geven. Toen Lensink wegging, nam een stijve, gereformeerde man zijn plaats in. De sfeer stortte direct in. Midden in het schooljaar diende ik mijn ontslag in. Ik was toen begin dertig. “Ik ga van de pen leven”, zei ik tegen Lensinks opvolger. “Hoe moet het dan met je pensioen?”, was het enige wat hij uitbracht.’
Wat onderscheidt, tot slot, een goede leraar van een gewone leraar? ‘Een goede leraar gééft het publiek iets, net als een goed artiest. Remmert Kraak kon dat, Toon Hermans kon dat, maar ook bijvoorbeeld André van Duin: tijdens een sombere periode zag ik Animal Crackers, een programma met van die stemmetjes onder beelden van dieren gemonteerd. Ik heb me toen helemaal kapot zitten lachen. Ik kan die man nog altijd kussen.’