| |
| |
| |
Reacties
Onze Taal biedt aan elke lezer de mogelijkheid tot reageren. Stuur uw reactie indien mogelijk per e-mail naar: redactie@onzetaal.nl, of anders naar: Redactie Onze Taal, Raamweg 1a, 2596 HL Den Haag. Voor bijdragen aan deze rubriek gelden de volgende richtlijnen:
• | Formuleer uw reactie kort en bondig (bij voorkeur niet meer dan 250 woorden). |
• | Geef in de tekst duidelijk aan op welk artikel u reageert. |
• | Stel uw bijdrage zodanig op dat de lezer niet wordt verplicht een vorig nummer erbij te halen. |
• | Lever uw reactie in onder vermelding van naam, adres en (eventueel) functie. |
De redactie kan inkortingen en stilistische veranderingen aanbrengen in reacties, en raadpleegt bij belangrijke wijzigingen de auteur. Reacties kunnen doorgaans pas worden geplaatst twee maanden na het nummer waarop u reageert. Niet geplaatste reacties worden doorgestuurd naar de auteur van het desbetreffende artikel.
| |
Taal van de deurwaarder [1]: te(n) deze(n)
Henk van de Rest - Alphen (NB)
Jacco Snoeijer geeft in zijn artikel over het taalgebruik van de deurwaarder (‘Aan gerekwireerde mijn exploot doende’, Onze Taal mei) een groot aantal voorbeelden van ouderwetse vaktermen. Ze komen me allemaal bekend voor, behalve ten deze. Zowel in de grote Van Dale als in Jan Renkema's Schrijfwijzer vind ik deze term niet. Te dezen komt hier wel in voor. Merkwaardigerwijs nemen notarissen nog steeds in hun aktes de term ten deze op. Toen ik dit eens in een voor mij opgestelde conceptakte corrigeerde, werd dat door de notaris met opgetrokken wenkbrauwen geaccepteerd. Ik vraag mij af waar het gebruik van deze niet (meer?) bestaande term vandaan komt.
| |
Naschrift redactie
Waar de vorm ten deze vandaan komt, hebben we niet kunnen achterhalen. Wel is duidelijk dat hij al lang voorkomt: het Woordenboek der Nederlandsche Taal - over het algemeen erg precies wat naamvallen betreft - vermeldt ten deze al in die vorm, terwijl het in bij dezen, in dezen en voor dezen de buigings-n juist achter deze zet.
Oud-Onze Taal-redacteur Jan Veering noemt ten deze in zijn boek Spelenderwijs zuiver Nederlands (1959) een ‘notariële uitdrukking’. Van Dale nam in de zevende druk (1950) ook ten deze op, met de betekenis ‘in dit opzicht’. In de negende druk (1970) werd het ten dezen en sinds de twaalfde druk (1992) is alleen te dezen opgenomen. Maar in de praktijk komt ten deze dus nog altijd voor, vooral in juridisch jargon.
| |
Taal van de deurwaarder [2]: zeldzame soort
Kees van Reenen - Lunteren
In het artikel ‘Aan gerekwireerde mijn exploot doende’ (Onze Taal mei) schrijft Jacco Snoeijer over de eigenaardigheden in het taalgebruik van de deurwaarder. Zeer boeiend voor een taalliefhebber als ik. Ik vond het dan ook een tegenvaller dat Snoeijer zijn artikel eindigt met onder meer de verzuchting: ‘Zal de deurwaarder ooit zo schrijven dat (...) de taalliefhebber reikhalzend uitkijkt naar zijn komst?’ Het is een verzuchting die ikzelf nooit zal uiten, want net zoals postzegel-, vogel-, planten- en andere liefhebbers reikhalzend uitkijken naar zeldzame exemplaren, doe ik dat als taalliefhebber ook.
| |
Gaten in de taal: suterich
Peter Kraft - Leeuwarden
In het meinummer van Onze Taal las ik de rubriek ‘Gaten in de taal’, over zaken en verschijnselen waar geen goed Nederlands woord voor bestaat. Ik zou daar graag het volgende aan bijdragen.
Ik ben met een Friezin getrouwd en woon al bijna dertig jaar in Friesland. Hoewel ik de taal niet spreek, heeft het Fries een prachtig woord toegevoegd aan mijn vocabulaire: suterich (spreek uit met de u van fuut). Het in 2011 voltooide wetenschappelijke Wurdboek fan de Fryske taal geeft als betekenis: ‘onfris, smoezelig, niet gereinigd, onverzorgd, verlept’. Maar de gebruiksmogelijkheden van het woord gaan verder.
Zo kan het ‘suterich weer’ zijn: het regent niet en toch is het nat. ‘Een suterich cadeautje’ is een presentje waarvan je denkt: ‘Had er nou echt niet meer af gekund?’ Verder kun je er ‘suterich uitzien’: niet ziek, maar ook niet gezond - een beetje niks dus eigenlijk. Ik vind suterich iets anders dan gewoon ‘onverzorgd’. Suterich is een prachtige opvulling van een gat in onze taal, die ik vele jaren geleden heb omarmd.
| |
Drohne
Judith Berendsen - Amsterdam
Hans Beelen en Nicoline van der Sijs bespreken in de aprilaflevering van hun rubriek ‘Woordsprong’ de herkomst van de ‘insectenwoorden’ drone, bug en lieveheersbeestje. Helaas staat er een klein foutje in de tekst: mannetjesbijen worden in het Duits niet aangeduid met Drone, maar met Drohne.
| |
‘Je bent zelf een ...’
Paul Souverein - Breukelen
Jenny Audrings leuke artikel ‘Je bent zelf een universele afstandsbediening’ (Onze Taal april), over de jij-bak ‘Je bent zelf een ...’, deed me denken aan het vergelijkbare ‘Ik zal jou eens ...’ Een voorbeeld: je hoort iemand bellen met zijn loodgieter met de vraag ‘Wilt u bij mij thuis iets aansluiten?’, en merkt dan op: ‘Ik zal jou eens aansluiten.’ Of iemand zegt: ‘We moeten een en ander goed doorsluizen’, en krijgt dan als reactie ‘Ik zal jou eens doorsluizen.’ Typische kantoorhumor, dat wel.
| |
Reclameslogans
Bart Wijnberg - Den Haag
Met veel genoegen las ik Jaap Toorenaars artikel ‘Fratsen, potti en verschillig’ (Onze Taal mei), over woorden en formuleringen in reclame die de aandacht van de consument trekken. Daarin komt ook een slogan voor van verzekeraar DAS: ‘Het antwoord op alles waar u niet om heeft gevraagd’. Die bracht me een slagzin van DHL in herinnering: ‘Wij doen wat u belooft’. Even een doordenkertje, maar erg leuk.
| |
‘Ce pauvre peuple’
Trui Gonnissen - Docente Frans, sas van gent
Het spijt me dat ik u moet wijzen op een schoonheidsfoutje in het meinummer van Onze Taal. In het kadertekstje over ‘De Oranjes en taal’ (blz. 114) staat dat Willem de Zwijgers beroemde laatste woorden ‘Ayez pitié de moi et de se pauvre peuple’ luidden. Maar dat se moet het aanwijzend voornaamwoord ce zijn.
| |
Rotterdam Centraal (Station)
Wim Vrouenraets - Rotterdam
Riemer Reinsma schrijft in de aprilaflevering van zijn rubriek ‘Namen op de kaart’ over ‘De degradatie van Almere Centraal’. In dit interessante artikel zet hij uiteen dat de NS ervoor gekozen heeft om bij de grotere stations in Nederland niet meer de toevoeging CS, voor ‘Centraal Station’, te gebruiken. In plaats daarvan is het Amsterdam Centraal, Den Haag
| |
| |
Centraal, Leiden Centraal, etc. geworden.
Station Rotterdam Centraal: links de centrumkant, rechts de andere kant.
Foto's: Wim Vrouenraets
Het bijzondere in Rotterdam is dat beide benamingen gebruikt worden voor één station: aan de centrumkant prijkt namelijk ‘Centraal Station’ aan de glazen gevel, en aan de Provenierskant zien we ‘Rotterdam Centraal’ staan. De centrumkant valt onder het beheer van de gemeente Rotterdam, die de architect van het vorige station, stadgenoot Sybold van Ravesteyn, wilde eren door niet alleen het aloude begrip Centraal Station over te nemen, maar dat ook te doen met het onder zijn verantwoordelijkheid ontworpen lettertype. Aan de andere kant van het station, die beheerd wordt door de NS, staat het zoals tegenwoordig gebruikelijk is: ‘Rotterdam Centraal’.
| |
Hashtags
Mirjam Wissink - Apeldoorn
In het meinummer staat een interessante column van Jan Kuitenbrouwer, over taalgebruik op Twitter. Daarin komen natuurlijk ook de in tweets zeer veel gebruikte hashtags aan de orde, maar waar het gaat over de toepassingen daarvan slaat Kuitenbrouwer de plank mijns inziens mis. Hij beschrijft hashtags alsof deze alleen bedoeld zijn om in een tweet meer informatie te geven. Maar het belangrijkste doel van een hashtag is het labelen (‘taggen’) van tweets, waardoor deze makkelijker te clusteren en (terug) te vinden zijn. De keuze voor het al dan niet gebruiken van de hashtag #dtv (‘durf te vragen’) bij het stellen van een vraag heeft dan ook niets te maken met lef, zoals Kuitenbrouwer stelt, maar juist alles met het aantal antwoorden dat je hoopt te krijgen: zonder #dtv lezen alleen je eigen volgers je vraag; mét #dtv wordt deze ook gelezen door tweeps die zoeken op tweets met die hashtag.
Verder verbaast Kuitenbrouwer zich erover dat de hashtag voor ‘Pauw & Witteman’ #penw is, en niet #P&W. Dit is een gevolg van de techniek achter Twitter: leestekens in hashtags worden genegeerd, waardoor #P&W niet als label herkend wordt.
Foto's: Wim Vrouenraets
| |
Plurale tantum
Felix van de Laar - Tekstschrijver, Almere
In het juninummer las ik het artikel ‘Hersenen, financiën, jeans’ van Berthold van Maris, over zogeheten ‘pluralia tantum’, woorden die alleen in het meervoud bestaan. Mijn oog bleef haken aan het voorbeeld van lieden en lui, als een woordenpaar van een plurale tantum en een singulare tantum (een woord dat alleen in het enkelvoud voorkomt) met dezelfde betekenis. Vroeger leerden we dat beide vormen het meervoud waren van man: ‘zakenman, zakenlieden, zakenlui’. Lui mag er dan niet als meervoud uitzien, het gedraagt zich grammaticaal natuurlijk wél als zodanig. Het lijkt me een vergissing van de doorgaans goed ingelichte auteur.
Maar door zich te concentreren op het onderscheid tussen enkelvoud en meervoud - dat in veel andere talen niet eens als zodanig voorkomt - doet hij onrecht aan hoe we de taal gebruiken voor ons denken en communiceren. Zo gauw we op een abstracte manier over begrippen spreken, wordt het getal (één of meer dan één) steeds minder belangrijk, of staat dat het goede begrip zelfs in de weg. In ‘We eten vandaag kip’ is kip geen enkelvoud, maar een ‘geenvoud’, of zoals taalkundige Wim Mattens het noemde: een ‘indifferentialis’. En in ‘Hebben jullie kinderen?’ is kinderen geen meervoud, maar een ‘gemeenvoud’: ook bij één kind is het antwoord ‘ja’, omdat dat ‘enige’ kind met andere kinderen uit grotere gezinnen de eigenschap deelt waar je naar vraagt.
Omdat de betekenisinhoud sterker is dan de woordvorm, horen we elkaar ook ‘De media is subjectief’ of ‘De jeugd kunnen studeren’ zeggen. Dat mazelen of pokken een gezegde in het meervoud krijgt, vind ik zelfs merkwaardiger dan dat er gewoon een enkelvoudige persoonsvorm volgt. Het gaat immers altijd over de ziekte die ‘(de) mazelen’ of ‘(de) pokken’ heet, en dan doen we er hetzelfde mee als met polio of malaria.
|
|