| |
| |
| |
Reacties
Onze Taal biedt aan elke lezer de mogelijkheid tot reageren. Stuur uw reactie indien mogelijk per e-mail naar: redactie@onzetaal.nl, of anders naar: Redactie Onze Taal, Raamweg 1a, 2596 HL Den Haag. Voor bijdragen aan deze rubriek gelden de volgende richtlijnen:
• | Formuleer uw reactie kort en bondig (bij voorkeur niet meer dan 250 woorden). |
• | Geef in de tekst duidelijk aan op welk artikel u reageert. |
• | Stel uw bijdrage zodanig op dat de lezer niet wordt verplicht een vorig nummer erbij te halen. |
• | Lever uw reactie in onder vermelding van naam, adres en (eventueel) functie. |
De redactie kan inkortingen en stilistische veranderingen aanbrengen in reacties, en raadpleegt bij belangrijke wijzigingen de auteur. Reacties kunnen doorgaans pas worden geplaatst twee maanden na het nummer waarop u reageert. Niet geplaatste reacties worden doorgestuurd naar de auteur van het desbetreffende artikel.
| |
Papabel
Marjan Wolff - Deventer
In de rubriek ‘Gesignaleerd’ in het aprilnummer van Onze Taal staat een bijdrage over het ‘nieuwe’ woord papabel (‘kans hebbend tot paus benoemd te worden’, een combinatie van papa en capabel). Het zou moeilijk te overtreffen zijn als woord van het jaar.
Heel nieuw is het echter niet, althans in het Italiaans, want die taal kent al heel lang het woord papabile (met de klemtoon op de tweede a). Het woord heeft niet zozeer met capabiliteit te maken als wel met de kans tot paus gekozen te worden.
| |
Capoen
A. Schuitema - Haren
In Bas Jongenelens artikel over zestiendeeeuwse scheldwoorden (‘Banckboef, platbroeck, claddorie’, Onze Taal april) blijkt dat capoen vroeger een scheldwoord was met de betekenis ‘sukkel’. Ik herinner me dat ik dat woord gedurende mijn lagereschoolperiode in het Antwerpse veelvuldig om mij heen hoorde. Hiermee bedoelde men echter niet een sul, maar het tegenovergestelde: een gewiekste kwajongen.
| |
Richtingen en windrichtingen
Fritz Zanveld - Franeker
In de aprilaflevering van de rubriek ‘Reacties’ staan twee ingezonden brieven waar ik kort op wil reageren.
In een van de reacties op Evelyn Bosma's artikel over de manieren waarop talen richtingen aanduiden (‘De stoel staat bergopwaarts van de tafel’, Onze Taal januari), schrijft L.A. Erkelens dat Italianen het wel over ‘naar boven’ hebben als ze ‘naar het noorden’ bedoelen. Maar we hoeven niet helemaal naar Italië om deze richtingaanduiding tegen te komen. Zuid-Limburgers duiden alles ten noorden van Sittard aan met daarboven. Als we bij de bakker een hele vlaai haalden, vroeg hij: ‘Krijgt u gasten of gaat u zelf naar boven?’
Guido van der Weddens reactie over plaatsnamen met windrichtingen erin, zoals Amsterdam-Zuidoost, deed me denken aan een grapje over Arnhem. Men zegt wel dat dat een rare stad is, want ga je naar het noorden, dan kom je in de Zuiderzee, ga je naar het zuiden, dan kom je in Noord-Brabant, ga je naar het westen, dan kom je in Oosterbeek, en ga je naar het oosten, dan kom je in Westervoort.
| |
1-aprilgrappen
Joan Luijt-Verheij - Goes
1-aprilgrap van NRC Handelsblad uit 1977.
Saskia Aukema en Peter Burger inventariseren in hun artikel ‘1 april, geen klinkers in je mail’ 1-aprilgrappen waarin taal een hoofdrol speelt (Onze Taal april). In dit artikel ontbrak een grap die in 1977 door NRC Handelsblad werd uitgehaald. Er stond toen op 1 april een paginagroot artikel over spellinghervorming in de krant, waarin gemeld werd dat het alfabet teruggebracht zou worden tot dertien letters omdat de spelling zo moeilijk was. Ik las het artikel en dacht: het zal mijn tijd wel duren, tegen die tijd zijn mijn kinderen wel van school. Maar halverwege begonnen toch de alarmbellen te rinkelen toen het over de ‘spelling Tieleman en Dros’ ging - Tieleman & Dros was de naam van een conservenfabriek in Leiden. Ook waren er proeven gedaan op een school in de Amsterdamse Bijlmer die ‘Papaverweide’ heette - hèhè, toen wist ik het. Maar getuige de ingezonden brieven, een week later, zijn er toen wel een hele hoop mensen in getrapt.
| |
Schrijfvaardigheid studenten
Martin Slagter - Docent Nederlands, Journalistiek En Filosofie, Tiel
Frank Jansen stelt in de aprilaflevering van zijn rubriek ‘Hom of kuit’ de vraag: ‘Is het de schuld van taalkundigen dat de schrijfvaardigheid van studenten achteruitgaat?’ Hij verwijst daarbij naar een artikel van mij in NRC Handelsblad (van 30 november jl.) over het verschijnsel taalverandering. Het is natuurlijk altijd leuk om jezelf in een blad als Onze Taal tegen te komen, maar minder leuk is dat Jansen mij een standpunt in de schoenen schuift dat ik helemaal niet heb ingenomen.
Volgens hem zou ik de taalkundigen ‘de schuld’ geven van de erbarmelijke schriftelijke taalvaardigheid van hbo-studenten, omdat zij (de taalkundigen) het belang daarvan relativeren vanwege het verschijnsel taalverandering. Vervolgens creëert Jansen een tegenstelling met dat standpunt door een ‘tegenstander’ op te voeren, die van mening is dat het probleem ‘ergens anders’ ligt. Waar precies, wordt niet helemaal duidelijk. Die tegenstander noemt
| |
| |
achtereenvolgens: ‘de moeite die studenten hebben zich begrijpelijk uit te drukken’, het voornamelijk schrijven van ‘korte boodschappen’ en de cruciale rol van goed taalonderwijs in het algemeen.
Met dit laatste punt ben ik het hartgrondig eens. De conclusie van mijn artikel in NRC Handelsblad was dan ook dat het verschijnsel taalverandering nooit een reden mag zijn om jongeren geen correct Nederlands meer te leren. De oorspronkelijke kop boven mijn artikel luidde: ‘Taalverandering relativeert geenszins het belang van goed taalonderwijs’. Ik geef in mijn artikel helemaal niemand ergens de schuld van en spreek me onomwonden uit over het belang van goed taalonderwijs. Met andere woorden: Jansen creëert een tegenstelling die er niet is. Zijn redenering is een schoolvoorbeeld van de drogreden van de stroman.
| |
‘Elke dag een iPad!’ [1]
Antoon van der Pijll - Rosmalen
Bij het lezen van A. Hobbels taalergernis over de slagzin ‘Win elke dag een iPad!’ (‘Taalergernissen’, Onze Taal april) moest ik meteen denken aan de leuze van supermarktketen Jumbo: ‘Jumbo, elke dag beter’, die dus eigenlijk lijkt te willen zeggen dat het niet verstandig is om daar vandaag je boodschappen te doen. Toen ik daarover belde met het hoofdkantoor van Jumbo in Veghel, was men zeer verrast en begreep men mijn zienswijze eigenlijk niet. Of misschien wilde men het niet begrijpen.
| |
‘Elke dag een iPad!’ [2]
P.P.A. van der Meer - Stadskanaal
A. Hobbel vindt de wervende zin ‘Win elke dag een iPad!’ (‘Taalergernissen’, aprilnummer) wat te veel van het goede; hij vraagt zich af wat hij met elke dag weer zo'n nieuw ding moet. Maar wat te denken van mijn leraar op de lagere school die op een morgen trots over zijn hoogzwangere echtgenote meldde: ‘Mijn vrouw krijgt vandaag elke minuut een baby!’ Het was medio jaren zeventig en overbevolking was al een groot probleem.
| |
ANS wetenschappelijk
Walter Haeseryn - hoodredacteur ANS, Nijmegen
In de rubriek ‘InZicht’ van het aprilnummer van Onze Taal maakt Raymond Noë zeer terecht melding van het verschijnen van de eerste delen van de Syntax of Dutch. Naar dat belangrijke werk hebben vakgenoten lang uitgekeken. In zijn bericht geeft de heer Noë echter blijk van een wel heel merkwaardige opvatting over wetenschappelijkheid door eerst de ANS - de Algemene Nederlandse Spraakkunst - te noemen en vervolgens te stellen: ‘Een wetenschappelijke beschrijving van de grammatica van het Nederlands was er tot nu toe niet.’ Dat klinkt onbedoeld beledigend voor iedereen die bij het ANS-project betrokken is of geweest is (redacteuren, redactieraad), want de ANS is het resultaat van jarenlang wetenschappelijk werk van aan Nederlandse en Vlaamse universiteiten verbonden taalkundigen.
Ik ga zeker niet uit van kwade opzet, wel van onzorgvuldigheid in de berichtgeving. Dat is erg jammer, want ook hiermee wordt de zaak van de ANS in tijden waarin het moeilijk is subsidie te verwerven voor een vervolg bepaald geen goed gedaan.
| |
Naschrift redactie
Het is beslist niet de bedoeling geweest de wetenschappelijkheid van de ANS in twijfel te trekken, maar door een onhandige formulering is dit wel gebeurd. De bedoeling was te benadrukken dat de ANS zich behalve op wetenschappers op een breed publiek richt, terwijl de Syntax of Dutch voornamelijk wetenschappers als doelgroep heeft.
| |
Amsterdam Centraal Station
Rein Korthof - Railpublicist, Anna Paulowna
Riemer Reinsma schrijft in de aprilaflevering van zijn rubriek ‘Namen op de kaart’ dat het Centraal Station van Amsterdam zo genoemd werd omdat het het belangrijkste station was. Dat is niet juist. Het Centraal Station kwam in 1889 als dubbel kopstation in de plaats van de beide kopstations Westerdok en Oosterdok. Deze vormden het eindpunt in het reizigersvervoer naar en van Haarlem en Zaandam, respectievelijk het Gooi. Het Centraal Station werd tussen de beide stations Oosterdok en Westerdok aangelegd - en dat verklaart de naam ervan.
| |
Naschrift Riemer Reinsma
Volgens het (betrouwbaar aandoende) artikel ‘Centraal station’ in Wikipedia was een centraal station in die tijd een station dat door meerdere spoorwegmaatschappijen bediend werd en dus het ‘belangrijkste’ station was. Over een centrale ligging wordt niet gerept.
|
|