| |
| |
| |
Van watermanager tot spraakwaterval?
Willem-Alexanders toespraken
Jaap de Jong
Prins Pils, hossend tussen de hockeymeisjes, maar verkrampt als de microfoon openstond en de camera's liepen. De beeldvorming zat niet mee. Er volgde een uitgekiende strategie van retorisch warmlopen binnen het watermanagement en talrijke nevenfuncties. Wat heeft deze praktijkopleiding tot redenaar de kroonprins gebracht?
Willem-Alexander bij de uitreiking van de Erasmusprijs 2012.
Foto: ANP Royal Image / Bas Czerwinski
Het is eigenlijk niet eerlijk. Wat een kroonprins ook allemaal in het openbaar presteert en presenteert, de foutjes blijven hangen. De verwijzing naar de ‘open bron’ om zijn Argentijnse schoonvader te verdedigen, de verhaspeling van een Mexicaans spreekwoord (waardoor hij het ongewild had over een slapende garnaal die ‘naar de kloten ging’) en uit zijn kindertijd: ‘Alle Nederlandse pers, opgerot!’ Het zijn eindeloos hervertoonde voorbeelden in de categorie ‘een beetje dom’. Maar al jaren werkt hij hard aan zijn naschoolse opleiding, die hem ook veel leert over spreken in het openbaar. Wat zijn de resultaten van zijn retorische vorstenschool?
| |
■ Functies
Willem-Alexander is niet op zijn mondje gevallen. De spreekangst van de Engelse koning George VI is hem gelukkig vreemd. Op school in Den Haag, gedurende zijn verblijf aan het United World College in Engeland, tijdens zijn universitaire opleiding geschiedenis en in het Leidse studentenmilieu heeft hij voldoende vrijheid gekregen in het spreken voor een groep. Overigens zonder er een ‘Leidsche beck’ - inclusief bekakte uitspraak en arrogante uitstraling - aan over te houden.
Enige vrijheid van spreken is belangrijk, maar een goed spreker moet ook weten waar hij over spreekt. Na zijn studie geschiedenis, en een introductieprogramma bij het Instituut Defensie Leergangen, zat de opleiding er voor de prins dan ook bepaald nog niet op. Hij heeft zich daarna binnen een verbazingwekkend aantal functies, nevenfuncties en erefuncties verdiept in talrijke sectoren van de maatschappij. Zo werd hij lid van de Raad van State om het bestuur van het land te leren doorgronden; daar volgde hij de beraadslagingen van door de wol geverfde bestuurders. En hij werd lid van het Internationaal Olympisch Comité (met als adviseur Erica ‘jullie zijn allemaal kanjers!’ Terpstra).
Ook manifesteerde hij zich op militair gebied. In kleurrijke rangen en functies te land, ter zee en in de lucht maakte hij kennis met de doelgerichtheid van de militaire communicatie. Als beschermheer heeft hij zich kunnen inzetten voor de Nederlandse Hartstichting, de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen, voor de Erasmusprijs en het Oranje Fonds en - opnieuw binnen het leger - voor de veteranen.
En dan is er natuurlijk sinds 1997 zijn spraakmakende passie voor het watermanagement. Op aanraden van zijn vader werd hij voorzitter van de Adviescommissie Water en van de Adviesraad voor Water en Sanitatie van de secretaris- generaal van de Verenigde Naties.
En daarmee zijn alle functies nog niet genoemd; de lijst telt er in totaal ruim twintig. In de loop van de jaren heeft hij in al die gezelschappen vele toespraken gehoord, en nog belangrijker: gehouden.
| |
■ Persoonlijke elementen
Die toespraken zijn misschien niet allemaal bewaard gebleven, maar de Rijksvoorlichtingsdienst heeft er vanaf 1999 ruim 185 gepubliceerd op www.koninklijkhuis. nl. De meeste toespraken hield hij in het Engels, op staatsbezoeken, handelsmissies en watercongressen in het buitenland, maar natuurlijk waren
| |
| |
er ook tientallen in het Nederlands. En een enkele in het Duits, de taal van zijn vader. De meeste hebben de televisie of de landelijke kranten niet of nauwelijks gehaald. En dat was in het begin vast ook niet de bedoeling. Hij liep zich warm in de provincie of in het buitenland, in kleine en grotere zalen. Hij leerde contact te maken met kleine en grotere publieksgroepen: sporters, wetenschappers, ondernemers, politici en bestuurders. Maar ook veteranen en vrijwilligers wilde hij binden en aanmoedigen.
Baart al die oefening in luisteren, observeren en spreken ook kunst? Slechts een paar toespraken zijn op internet met beeld en geluid terug te vinden, dus we moeten het vooral doen met de gepubliceerde teksten. En die teksten zijn natuurlijk geschreven door speechschrijvers van Algemene Zaken en Verkeer en Waterstaat (tegenwoordig: Infrastructuur en Milieu), die in stilte goed werk verrichten. Maar Willem- Alexander is ervoor verantwoordelijk. Hij heeft aan die toespraken ongetwijfeld persoonlijke elementen en opvattingen toegevoegd en er zijn eigen versie van gemaakt. Wat valt er op bij lezing en herlezing van die speeches?
Hoe prettig is een spreker die laat zien dat hij plezier in zijn taak heeft. Gelukkig durft de prins vaak een lichte toon te treffen.
| |
■ Uitroep
De prins bedient zich van pakkende openingstechnieken. Na een formele aanhef, die past bij de officiële gelegenheid (‘Mevrouw de voorzitter, excellenties, dames en heren’), kiest hij vaak voor een stevige aandachttrekker, zoals een enthousiaste uitroep: ‘Duizend dorpen! Duizend dorpen in Bangladesh hebben de afgelopen zes jaar de beschikking gekregen over schoon water en sanitatie dankzij de inzet van Max Foundation.’ Een ander voorbeeld: ‘Wat een geweldig gezicht! Bijna honderd olympiërs en paralympiërs - met medailles - voor precies honderd jaar NOC.’ Ook kiest hij vaak voor een prikkelende vraag, die hij vervolgens prettig gedetailleerd beantwoordt:
Vraagt u zich weleens af waar uw professionele wortels liggen?
Vast niet. Daarom ben ik dat even voor u nagegaan.
De wortels van de moderne Nederlandse overheidsmanager liggen in het zompige veen van het elfde-eeuwse Hollandse landschap.
Uw verre voorgangers stonden aan het hoofd van groepjes boerenfamilies die na het jaar 1000 de kletsnatte Hollandse veengebieden in trokken om een nieuw bestaan op te bouwen. (...)
(Verkiezing van Overheidsmanager van het Jaar, Noordwijk, 2007)
Hoogwaardigheidsbekleders hebben nogal eens de neiging om bedaard op gang te komen, met een correcte maar lange aanhef, bedankjes voor de uitnodiging, voorgeschiedenissen en dergelijke. De prins weet die neiging vaak te onderdrukken.
Bij de opening van het Watermanagementcentrum Nederland in Lelystad (2012) slaat hij de aanhef eerst zelfs over. Hij opent met een grappig citaat dat een rake en vererende vergelijking inluidt:
‘Houston, we have a problem.’
Wie kent ze niet, die beroemde woorden uit de film Apollo 13?
Dames en heren,
Als er in de ruimtevaart iets misgaat, staat ‘Houston’ paraat. Iedere astronaut, ook onze eigen André Kuipers, weet het: daar in Houston houden ze ons goed in de gaten.
En zo zijn er meer controlekamers. [Hij noemt onder meer de Verkeerscentrale en het KNMI - JdJ.]
Lelystad is dus het ‘Houston’ van het Nederlandse waterbeheer.
Illustratie: Hein de Kort
| |
■ Op eieren lopen
Humor wordt vaak een hachelijke retorische techniek gevonden. ‘People don't buy from clowns!’, klinkt het al snel waarschuwend. En inderdaad kan ongepaste humor het imago schaden van een spreker die veel in formele situaties optreedt. Maar hoe prettig is een spreker die laat zien dat hij ook plezier in zijn taak heeft. Gelukkig durft de prins vaak een lichte toon te treffen:
Soms voel ik me net een rondreizende minstreel die steeds maar weer hetzelfde liedje zingt.
U mag zich gelukkig prijzen dat ik van dat beroep heb afgezien. Al op jeugdige leeftijd moest ik namelijk tot mijn spijt vaststellen dat ik niet zo'n mooie stem heb.
Dus u kunt gerust zijn: ik zal vandaag niet voor u zingen.
(Wereldwaterdag 2008, Genève)
Een groot risico voor een sprekende prins in een mediacratie is een gebrek aan behoedzaamheid. Ieder te scherp woord wordt hem nagedragen. Misverstanden liggen op de loer, zoals zijn opmerking over de wc-potwerpwedstrijd tijdens Koninginnedag vorig jaar weer pijnlijk duidelijk maakte. De kroonprins zei tijdens een bijeenkomst over duurzaamheid in Rotterdam dat hij met een glimlach heeft meegedaan aan die wedstrijd, maar dat hij zich wel schaamt omdat miljarden mensen niet eens een wc hebben. Om de gefrustreerde wc-potwerpwedstrijdorganisatoren te kalmeren, moest de Rijks- | |
| |
voorlichtingsdienst spoorslags verklaren dat de prins zich niet schaamde voor die wedstrijd, maar voor het feit dat regeringen er nog steeds niet in slagen om iedereen fatsoenlijk sanitair te geven. Pfff.
Dat voortdurend op eieren lopen kan makkelijk leiden tot positieve algemeenheden, in teksten vol algemene waarden en abstracta. In zijn toespraken over water weet de prins dit doorgaans te voorkomen. Hij spreekt concreet en betrokken en houdt in anekdotes met verhelderende vergelijkingen de luisteraar bij de les:
Vandaag, op Wereldwaterdag, doen honderden schoolkinderen door heel Nederland proefjes om meer te begrijpen over de wereld van het water. Ze krijgen een grote maatbeker met precies 1 liter water. Die beker stelt al het water op onze planeet voor. Als eerste stap schenken ze een heel klein beetje, 30 ml, in een klein bekertje, en gooien ze zout in de resterende 970 ml. 97% van ons water is immers zout water in de zee en oceaan.
Daarna mogen ze van die overgebleven 30 ml 6 ml in een reageerbuisje doen; de overige 24 ml gaan in de diepvries. 80% van onze zoetwatervoorraad zit immers stijfbevroren in ijskappen en gletsjers.
Als derde stap halen ze met een pipetje 1 druppel water uit die reageerbuis, en laten die in een emmer vallen. Deze ene druppel is het enige deel van het beschikbare zoet water dat niet vervuild of onbereikbaar is!
En het is deze ene druppel waar wij van moeten leven.
(Wereldwaterdag, 2012)
| |
■ Zelfvertrouwen
Niet alleen Willem-Alexanders inleidingen zijn tamelijk effectief, ook de afsluitingen zijn geen losse flodders. In een paar allitererende woorden weet de prins zijn lange inhoudrijke toespraak voor de jaarvergadering van de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (15 mei 2010) in een drieslag te recapituleren. Met een verwijzing naar zijn vader maakt hij het verhaal rond, op een persoonlijke manier:
Dames en heren,
Ik heb u meegenomen in de wereld van het waterbeheer, internationaal en nationaal.
We willen het water bedwingen, we willen het water te vriend houden, we willen het water voor ons laten werken. Daar gaat het ons watermanagers om.
Ik ben tot op de dag van vandaag ontzettend blij dat mijn vader mij op het idee bracht om deze richting in te slaan.
Dat is goed te begrijpen. Zijn meer dan honderd toespraken over water moeten de prins zelfvertrouwen hebben gegeven: hij wordt als voorzitter van de Adviesraad voor Water en Sanitatie van de Verenigde Naties gezien als een inspirerende kenner. Hij kan spelen met zijn waterkennis en met talrijke vormen om de boodschap in te gieten. Voor dit belangwekkende onderwerp zit hij nooit meer om woorden verlegen. Jammer voor de waterwereld dat hij zijn functies nu moet neerleggen.
| |
■ Risico's
De kwaliteit van de prinselijke speechteksten is gemiddeld hoog. De samenwerking tussen de prins en zijn speechschrijvers is blijkbaar goed. Maar het is niet alles goud wat er uit zijn mond klinkt. De filmpjes op YouTube tonen haperingen en soms te weinig ontspannenheid. Hij leest te veel voor, en heeft dan te weinig contact met het publiek. Te weinig geoefend?
In zijn waterverhalen loert het gevaar van te veel getallen. Zijn toespraak voor de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen telde zo'n honderd getallen en data in 5100 woorden. Hopelijk durft hij ook als koning meer retorische risico's te blijven nemen dan zijn moeder, door iets meer ruimte te geven aan het persoonlijke en aan de lichte tonen in zijn voordracht. Een hoogtepunt is zijn 5-meitoespraak in 2005 (zie ook het kader op deze bladzijde). Daarin verbond hij een publiek van oudere burgers en strijders die de oorlog hadden meegemaakt en een jongere generatie met een inhoudrijk en persoonlijk verhaal. Met passages die zomaar van pas kunnen komen rond de troonswisseling:
Een generatiewisseling betekent het opnemen van eigen verantwoordelijkheid: er is niemand meer die voor je uit loopt, geen grootvader meer die naast je in de cockpit zit.
De prins spreekt nog niet als water. Hij is geen tweede Obama; van diens speeches zou hij vooral zijn ‘sprezzatura’ kunnen leren: zijn muzikale ontspannenheid. Maar de toespraakteksten bieden genoeg kwaliteiten om met verwachting uit te zien naar zijn troonredes. En vooral naar de toespraken waar hij echt zijn stempel op kan drukken: zijn kerstboodschappen.
| |
Een andere viering van 5 mei
Uit Willem-Alexanders toespraak bij de nationale start van de viering van de bevrijding in 's-Hertogenbosch, 5 mei 2005:
Ik denk weleens: mocht ik de gezegende leeftijd van mijn grootouders bereiken, hoe zal mijn land er dan uitzien, ruim een eeuw na de bevrijding? (...) Het zal een land zijn dat de ruimte zoekt (...).
Dat wil niet zeggen dat het een land zonder spanningen zal zijn. Ruimte maakt ook bang. Ruimte roept, onwillekeurig, de behoefte aan beslotenheid op. Die typisch Nederlandse paradox tussen ruimte en de behoefte aan geborgenheid zal dan ook altijd blijven bestaan. (...)
Ik hoop en verwacht dat we in dat land, over zestig jaar, nog altijd een vijfde mei vieren. Het zal nog altijd gaan om vrede en vrijheid. Maar de invulling van dat feest zal anders zijn. Allen die de bevrijding hebben meegemaakt, zullen dan zijn overleden. Zelfs hun kinderen zullen er vaak al niet meer zijn. Hun klein- en achterkleinkinderen zullen aan de beurt zijn om de essentie van onze bevrijding inhoud en vorm te geven en dóór te geven. Het zal een viering worden zonder de emoties van degenen die het zelf hebben ervaren. Zonder de directe persoonlijke band met de gebeurtenissen van toen. Maar mét de overtuiging dat vrijheid het kostbaarste is wat we bezitten. (...)
Voor de meeste Nederlanders van na de oorlog is vrijheid net zo gewoon als schoon water uit de kraan en droge voeten in de polder: we merken pas hoe kwetsbaar we zijn als het water uit de kraan vervuild is en de dijken op springen staan. (...)
De eerste studenten die met bonkend hart opstonden om een protest te laten horen tegen het ontslaan van hun Joodse professoren, drukkers die de moed hadden om de eerste illegale bladen op de persen te leggen, huisvrouwen die Joden en illegalen als vanzelfsprekend bij hun gezin aan tafel lieten aanschuiven. Daarvoor leerde mijn vader mij een schitterend Duits woord: Zivilcourage.
|
|