| |
Gewoon fantastisch
Het taalgebruik van Willem-Alexander
Marc van Oostendorp
De aanstaande troonswisseling zal ook leiden tot een kleine taalverandering. Het bijzondere koninginnen-Nederlands, met die aparte uitspraak van de z en de s, zal plaatsmaken voor een gewonere taal, met zelfs een scheutje plat Haags erin. Bovenal is de taal van Willem-Alexander de taal van zijn generatiegenoten.
Willem-Alexander en Máxima in Rhenen, Koninginnedag 2012.
Foto: Frank van Beek
Koning Willem-Alexander is gecharmeerd van het woord gewoon. Het is geen stopwoordje - hij zegt het niet zó vaak dat het de luisteraar stoort - maar hij laat het tijdens vraaggesprekken vaak vallen. ‘Het is gewoon het genieten van het samenzijn,’ zei hij een paar jaar geleden toen een journalist vroeg wat het huwelijk voor hem betekende, ‘en de functie die we samen mogen vervullen maakt ons gewoon tot een heel gelukkig paar.’
Vooral die laatste mededeling is, als je die letterlijk neemt, absurd. De functie die de nieuwe koning en zijn vrouw vervullen is nooit ‘gewoon’ geweest, in de zin van ‘alledaags’. Daar staat tegenover dat dit koninklijke gebruik van gewoon in het Nederland van het begin van de eenentwintigste eeuw natuurlijk juist wél wijdverbreid is: er is bijna geen Nederlander die niet af en toe gewoon zegt op deze bijna betekenisloze manier. Het is een van de vele woordjes - andere voorbeelden zijn eigenlijk en natuurlijk - die we onbewust gebruiken om zinnen vorm en ritme te geven, een van de woorden die we ongemerkt van elkaar overnemen en die zich daardoor zoetjesaan in de omgangstaal hebben genesteld.
| |
■ Nieuwslezers
Dat woord gewoon is in veel opzichten kenmerkend voor Willem-Alexander. Het laat zien hoe diepgaand zijn taal beïnvloed is door de taal van andere Nederlanders. Wie zijn stem niet zou herkennen en hem op de radio zou horen, zou denken met een gewone veertiger te maken te hebben, zij het uit de wat betere kringen en met een scheutje plat Haags in zijn spraak. Tegelijkertijd laat zijn gebruik van gewoon zien wat een van de belangrijkste thema's moet zijn in het leven van een moderne Nederlandse monarch: de worsteling met het gewone, ook in de taal.
In sommige culturen geldt de taal van de vorst als de absolute taalnorm.
| |
| |
De Britse cultuur is daar het beste voorbeeld van. Een beetje Brit probeert ‘the Queen's English’ te spreken, het Engels van de koningin. In Nederland is daar nooit sprake van geweest. De koninginnen werden nu ook weer niet bespot om hun taalgebruik, maar hun Nederlands was te afwijkend om als norm te kunnen gelden. Nieuwslezers golden en gelden in onze samenleving meer als model van goede, neutrale uitspraak.
De koninginnen spraken ook echt een ander soort Nederlands dan hun onderdanen. In opnamen van Wilhelmina kun je nog een Duits accent horen. Bij Juliana en Beatrix is daar geen sprake meer van - die spreken vloeiend Nederlands, al is het wel een bijzonder koninginnen- Nederlands, met bijvoorbeeld een eigen manier om de z en de s uit te spreken. Wie een geloofwaardige imitatie van een koningin ten beste wil geven, doet er goed aan om aan die klanken te werken: je tong vlak achter je tanden houden brengt je al een aardig eind op weg.
| |
■ Scholen
De taal is een zee, en iedere taalgebruiker is een druppel, waarvan de warmte, de zuurgraad en het zoutgehalte worden bepaald door alle buurdruppels. Iedere taalgebruiker verschilt van alle andere taalgebruikers, maar zijn taal is wel bepaald door de mensen met wie hij in de loop van de jaren in contact is geweest. Dat is de afgelopen jaren ook experimenteel vastgesteld: iedere keer wanneer je iemand een woord hoort zeggen, pas je je eigen uitspraak van dat woord een beetje aan zodat die meer lijkt op wat je net gehoord hebt. Daardoor kun je aan iemands taal dus, met de nodige voorzichtigheid, horen wat voor contacten hij of zij heeft gehad.
Het belangrijkst is daarbij je omgeving in je jeugd, en dat kan waarschijnlijk een groot deel van de verschillen tussen Willem-Alexander en zijn moeder verklaren. Prinses Beatrix werd net als haar moeder nog beschermd opgevoed, maar heeft haar zoons voorzover dat mogelijk was een ‘gewone’ opvoeding gegeven, op ‘gewone’ scholen en in contact met ‘gewone’ mensen. Terwijl de oude koningin in een gevoelige periode dus een onevenwichtige verzameling voorbeelden gekregen heeft, kwamen haar kinderen van jongs af aan al met mensen in andere milieus in contact - inclusief de taaleigenaardigheden van die mensen.
| |
Vreemdetalenkennis
Bij buitenlandse bezoeken spreekt Willem-Alexander meestal een Engels dat al even typisch is voor zijn generatie als zijn Nederlands. Het ligt iets dichter bij het Amerikaans dan bij het Brits, maar is het allebei niet. Het is wel internationaal goed verstaanbaar en de prins heeft er duidelijk geen moeite mee om zich te uiten. Hij heeft een paar jaar geleden verklaard dat hij met Máxima in de avonduren ook nog weleens op het Engels wil overschakelen.
Het is niet duidelijk hoeveel Spaans de koning inmiddels van zijn vrouw heeft opgepikt. In 2009 hield hij in Mexico een (verder Engelstalige) toespraak waarbij hij het Latijns- Amerikaanse gezegde ‘Een slapende garnaal wordt meegenomen door het getij’ wilde aanhalen. Door een vertaalfout gebruikte hij daarbij het woord chingada in plaats van corriente voor ‘getij’. In Argentinië is dat een onschuldig woord, maar in Mexico betekent het zoveel als ‘naar de kloten’. (‘Laten we van een garnaal geen walvis maken’, gaf Willem- Alexander later als commentaar op de opschudding die ontstond.)
Hoe goed hij de taal van zijn vader spreekt, is niet precies bekend. Bij gelegenheid zegt hij tegen de Duitse of Oostenrijkse pers weleens een paar zinnen in die taal, en vorig jaar was hij nog beschermheer van de ‘Dag van de Duitse taal’, die iets wilde doen aan de teruglopende kennis van het Duits.
| |
■ Stromende beek
De journaliste Renate Rubinstein schreef ter gelegenheid van Willem-Alexanders achttiende verjaardag in 1985 een boekje over de kroonprins (Alexander), waaruit de eerste tekenen van de nieuwe koninklijke taal al bleken.
Zo vertelt ze het verhaal dat de prins toen hij elf was na een eindeloos defilé op paleis Soestdijk riep: ‘Alle Nederlandse pers, opgerot!’, en memoreert ze hoe er in de kranten schande werd gesproken over zulk taalgebruik uit vorstelijke mond. ‘Hoe komt hij aan zijn weinig gepolijste taalgebruik? Van wie leren ze zulke ordinaire krachttermen?’, stond er in een ingezonden brief. Het antwoord op die vraag is duidelijk: van wie iedereen, inclusief de brievenschrijver, die krachttermen leert, namelijk van vriendjes en op straat. ‘Ik vind dat net zoiets’, schreef Rubinstein, ‘alsof je bij algemene watervervuiling denkt dat je één stromende beek of sloot geheel zuiver kunt houden.’ De prins had toen zijn keuze voor het watermanagement als onderwerp van speciale aandacht nog niet gemaakt.
Een andere anekdote die Rubinstein vertelt, wijst daar ook op. Ze onthulde dat de kroonprins en zijn broers thuis graag plat Haags spraken; ze gingen immers in Den Haag naar school. Hun moeder ergerde zich aan dat platte taalgebruik. Willem-Alexander zou toen hebben gezegd: ‘Maar zoals je zelf praat, vind je dat soms normaal?’
| |
■ Elleke
Dat waren achteraf de eerste tekenen dat het taalgebruik van de nieuwe koning anders zou zijn dan dat van zijn moeder en grootmoeder - dat het een druppel zou zijn in de oceaan van het moderne Nederlands, beïnvloed door alle stromingen waar het mee in aanraking is gekomen. Dat het in veel op- | |
| |
zichten gewoon zou zijn, zij het niet in alle: er zijn weinig andere sprekers van het Nederlands die we hun hele leven van een afstandje hebben kunnen volgen in hun taalontwikkeling.
Je kunt als je goed luistert inderdaad heel veel horen in het taalgebruik van de nieuwe koning. Vooral de details van iemands uitspraak zijn vaak veelzeggend. We hebben die niet helemaal onder controle en daardoor kunnen ze allerlei invloeden onthullen.
Zo klinkt als gezegd het Haagse dialect nog wel door in Willem-Alexanders taal. Er is een YouTube-filmpje van vorig jaar waarop hij vanaf de Olympische Spelen in Londen vertelt over de mogelijkheden om de spelen in Nederland te organiseren. (Willem-Alexander was toen nog lid van het Internationaal Olympisch Comité.) Op een zeker moment vertelt hij dan dat Amsterdam de enige logische Nederlandse kandidaatstad is, maar dat er waarschijnlijk ook wel een en ander in andere steden georganiseerd zal worden, zoals Den Haag. In de zinnen daarna komen er dan ineens allerlei kleine herinneringen aan de stad van zijn jeugd uit zijn mond: ‘elleke’ in plaats van ‘elke’, bijvoorbeeld, en ‘trappelen’ dat klinkt als ‘trappelih’.
In Willem-Alexanders uitspraak van woorden als trappelen zit ook een andere breuk met een koninklijke traditie. Terwijl zijn moeder, vooral als ze een toespraak voorlas, af en toe een beetje geforceerd slot-n'en liet klinken, hoor je die bij haar zoon eigenlijk nooit. Zelfs in pakweg het toespraakje dat hij als jonge dertiger hield om zijn verloving met Máxima Zorreguieta bekend te maken - waarbij hij zichtbaar nerveus was - liet hij zich niet tot een overbodige slot-n verleiden. (Hij zegt er natuurlijk af en toe wel één. Iedere spreker van het Standaardnederlands spreekt af en toe een slot-n uit volgens een nog niet helemaal ontcijferde formule.)
| |
■ Ontspannen
De nieuwe koning heeft duidelijk minder moeite met de lichtere, informele taal van de media dan zijn moeder. Het valt niet te verwachten dat hij binnenkort zelf gaat twitteren en het is maar de vraag of zijn eerste kersttoespraak in 3D bekeken kan worden, net als die van de Britse koningin Elizabeth II. Maar Willem-Alexander lijkt sinds het oprotten-incident geleerd te hebben om ontspannen om te gaan met in ieder geval de ‘traditionele’ media. En dat weerspiegelt zich in zijn taalgebruik.
Het blijkt ook uit een ander verschil met zijn moeder: de uitspraak van de r. Waar Beatrix een ouderwets deftige, bijna Franse, brouwende r heeft, ligt de r van Willem-Alexander veel dichter bij die van Sacha de Boer en daarmee bij die van zijn leeftijdgenoten.
| |
■ Toppers
Dat alles wil natuurlijk niet zeggen dat je niet kunt horen dat onze koning uit de betere kringen komt en tijdens zijn studie in Leiden lid van het corps geweest is. Dat merk je bijvoorbeeld als je op zijn lippen let: die tuit hij een beetje bij het spreken, ongeveer zoals Hans Wiegel dat doet. Of de manier waarop Willem-Alexander zijn klinkers uitspreekt: hij doet zijn mond net iets wijder open dan andere sprekers van het Nederlands. Hij zegt weliswaar geen ‘wal’ in plaats van ‘wel’, zoals de oudere generatie doet, maar het zweemt er af en toe wel naar. En ook zijn ij en ei blijven nog altijd heel keurig; er is geen spoor van een Poldernederlandse ‘tajd’ of ‘bajden’ te herkennen.
Wat uit zijn uitspraak blijkt, wordt ook wel bevestigd door de woorden die de koning kiest. Hij kent een groot aantal verschillende registers. Je ziet hem in verslagen van werkbezoeken in het land de auto uit stappen en ‘Hallo!’ roepen, of ‘Prachtig weer hier!’ Dat zou je de volkse kant kunnen noemen - er zijn tijden geweest dat hallo vreselijk ordinair werd gevonden. Een andere taal die hij goed beheerst, is die van de handelsdelegatie (‘Dat heeft gewoon altijd een positieve impact op beslissingen van investeerders’) en die van de olympische comités (‘De winnaars zijn toppers’).
De nieuwe koning heeft duidelijk minder moeite met de informele taal van de media dan zijn moeder
| |
■ Generatiegenoten
En dan zijn er de lievelingswoorden. Behalve gewoon heeft hij er nog een: fantastisch. Bij vrijwel ieder bezoek lijkt hij het wel een keer te roepen: ‘Fantastisch om hier te zijn!’ ‘Jullie doen het gewoon fantastisch!’ ‘Er wordt hier fantastisch werk verricht!’
Net als gewoon wordt ook fantastisch door heel veel generatiegenoten van Willem-Alexander heel vaak gebruikt. Maar het is natuurlijk verleidelijk om dat soort alledaagse woorden in koninklijke mond ineens een bijzondere interpretatie te geven. Je zou kunnen denken dat het de twee polen zijn waartussen het leven van onze vorst zich begeeft: het fantastische, sprookjesachtige dat de omstanders op hem projecteren, en het gewone dat hij al zijn hele leven probeert te bereiken. Je hoort ze allebei een beetje terug in zijn taal.
| |
De Oranjes en taal
Willem de Zwijger was een edelman en sprak waarschijnlijk nauwelijks Nederlands. Hij werd geboren in Duitsland en groeide op in Brussel, maar in een adellijk, en daarom grotendeels Franstalig milieu. Zijn beroemdste uitspraak, ‘Ayez pitié de moi et de se pauvre peuple’ (‘Heb meelij met mij en met dit arme volk’), die hij volgens de overlevering deed toen hij was neergeschoten, was dan ook niet in de taal van het volk gesteld.
Pas toen de familie Van Oranje het Nederlandse koningshuis werd, aan het begin van de negentiende eeuw, begonnen de leden zich actief voor het Nederlands in te zetten. Onder koning Willem I hoorde het huidige België nog tot het koninkrijk, zodat er een relatief groot Franstalig en een kleiner Duitstalig gebied was. Willem I probeerde het land tot een eenheid te smeden door het Nederlands de enige officiële taal te maken. Ook minderheden, zoals de Joden, werden door Willem aangemoedigd om (eentalig) Nederlandstalig te worden.
Latere Oranjes hadden minder macht en konden zich dus ook minder met (taal)beleid bemoeien. Sommigen van hen toonden nog wel belangstelling - zoals koningin Juliana, die lange tijd beschermvrouwe van het Genootschap Onze Taal was. Sinds 2005 wordt die rol vervuld door prinses Laurentien.
|
|