Struikelblokken in het Nederlands [7]
Het geniepige woordje er
Jan Erik Grezel
Het verschil tussen de en het, de lastige uitspraak: volwassen buitenlanders die onze taal leren, worstelen met typische eigenaardigheden van het Nederlands. In deze serie belicht Jan Erik Grezel telkens zo'n struikelblok.
Schrijver Kader Abdolah: ‘(...) om hen bij te betrekken’.
Foto: Marjolein Katsma (www.flickr.com/people/marjoleincc)
In het hotel waar ik beroepshalve nu en dan logeer, werkt de Poolse Barbara in de bediening. Ik heb waardering voor haar vakmanschap en bewondering voor haar beheersing van het Nederlands. Oké, het Slavische accent is onmiskenbaar, maar dat is het Twents van minister Kamp of het Amsterdams van astronaut Kuipers ook. Petje af voor deze Poolse.
Op een ochtend bestel ik bij Barbara een rondje koffie voor mij en mijn collega's. ‘Ik kom zo aan’, zegt ze routineus. Wat krijgen we nou? Moffelt ze in zo'n formule toch dat ene woordje weg? En ik altijd maar denken dat ze het niveau ontstegen was van de afhaalchinees met zijn standaardvraag ‘Sambal bij?’
Het woordje er is het geniepigste onder de Nederlandse ‘kleine woordjes’. Buitenlanders als Barbara die het Nederlands vrijwel vloeiend spreken, blijven moeite houden met er. Ze gebruiken het niet verkéérd, ze laten het gewoon weg. Wat is er eigenlijk en hoe krijgen we buitenlanders die Nederlands leren zo ver dat ze dat woordje wél gebruiken?
Grammaticaboeken voor lessen Nederlands als tweede taal onderscheiden maar liefst vijf soorten er. Ik zal u de uitleg besparen. Maar voor wie nieuwsgierig is, volgen hier vijf zinnetjes met die vijf soorten:
1. | Er zijn in die winkel allerlei smartphones te koop. |
2. | Mijn vriend werkt er, hij kan je helpen. |
3. | Tenminste, als je er een wilt aanschaffen. |
4. | Maar heb je er echt behoefte aan? |
5. | Er wordt beweerd, dat zo'n apparaat overbodige luxe is. |
Voor een buitenlander zijn de woordjes er in bovenstaande zinnen één pot nat. De docent die in een beginnerscursus probeert het verschil uit te leggen, begaat een didactische doodzonde. Een kind dat met vallen en opstaan leert lopen, help je ook niet verder met een uiteenzetting over de wetten van de zwaartekracht.