Richtingen [3]: tomtom in je hoofd
Felix Van De Laar - Antwerpen
In haar artikel ‘De stoel staat bergopwaarts van de tafel’, over de verschillende manieren waarop je in de ene of de andere taal naar plaatsen en richtingen moet verwijzen (links, rechts, voor, achter, zuidelijk, noordelijk, stroomop- of -afwaarts, berg- of zeewaarts), mist Evelyn Bosma juist in haar voorbeeld van de Aboriginaltaal Guugu Yimidhirr een belangrijk punt. Want dat talen allerlei dingen verschillend benoemen, weet iedereen die met een andere taal in aanraking komt.
Cruciaal voor de vraag hoe de taal onze waarneming van de werkelijkheid beïnvloedt, is nou juist: hoe kwamen de Guugu Yimidhirr daar in Noord-Australië aan die tomtom in hun hoofd? Ouders vertelden hun kinderen niet expliciet waar de windrichtingen waren; de kinderen leerden ze spelenderwijs door hun eigen waarnemingen en het taalgebruik van de ouderen in hun eigen persoonlijke kompas te integreren. Hoe belangrijk de rol van de taal daarbij was, bleek uit het feit dat de Guugu Yimidhirr de woorden voor de windrichtingen in bijna elke zin gebruikten: het systeem moest wel goed worden onderhouden.
De Guugu Yimidhirr, een Australisch Aboriginalvolk, praten niet in termen van ‘links’ en ‘rechts’, maar van ‘westelijk’ en ‘oostelijk’.
Als je op die manier naar structurele taalverschillen kijkt, wordt de vraag hoe de taal, de waarneming en het denken elkaar beïnvloeden, pas echt interessant. Welke gevolgen hebben de woordgeslachten? Is voor de Fransen het mannelijke le pont een stoerder ding dan voor de Duitsers het vrouwelijke die Brücke? Wat betekent het als in het Mayali woorden het woordgeslacht ‘groente’ kunnen hebben, en vooral als ‘vliegtuig’ het woordgeslacht groente krijgt? Hoe houden Nederlanders de zonen en dochters van broers en zussen én van ooms en tantes uit elkaar als die allemaal ‘neef’ of ‘nicht’ heten? Ooit is ook gedacht dat de oude Grieken nog niet alle kleuren konden zien omdat Homerus de lucht of de zee nooit ‘blauw’ noemt. Maar later in de negentiende eeuw kwam men erachter dat je helemaal geen kleurennamen nodig hebt om kleurschakeringen toch van elkaar te kunnen onderscheiden.
Die hele intrigerende problematiek van taal, waarneming, cultuur en denken wordt uitgebreid (in 342 bladzijden) en goed gedocumenteerd uit de doeken gedaan in het vorig jaar bij Het Spectrum verschenen boek Door de bril van de taal. Hoe woorden de wereld kleuren van de Israëlische taalkundige Guy Deutscher. Dus wie na het artikel van Bosma meer wil weten, is nog een paar uur zoet
Er zijn overigens weinig leden van het Guugu Yimidhirr-volk meer over die het Nederlands exotisch zullen vinden. Voorzover nog in leven, spreken ze inmiddels allemaal Engels en snappen en gebruiken ze ook gewoon left en right en before of behind.