■ Varianten
Thuisgekomen verslond ik alles wat er in de openbare bibliotheek op geschiedkundig en literair gebied over Joegoslavië te vinden was. Slovenië, Kroatië en Noord-Servië bleken eeuwenlang tot de Oostenrijk-Hongaarse dubbelmonarchie te hebben behoord, terwijl de rest van toenmalig Joegoslavië deel had uitgemaakt van het Ottomaanse Rijk. Dalmatië had lang onder Italiaanse en Franse invloed gestaan. De lexicale verschillen waren daarmee verklaard. Peškir is een Turks leenwoord (peşkir), šugaman een verbastering van het Italiaanse asciugamano.
Toen ik een paar jaar later aan de Universiteit van Amsterdam Servo-Kroatisch (zo heette die taal dus) ging studeren, wist ik al dat Sloveens en Macedonisch aparte talen waren. Servo-Kroatisch viel op basis van de verschillende ontwikkeling van de Oudkerkslavische klinker jat' (ongeveer een è-klank) uiteen in twee standaardvarianten, de ‘Kroatische’ (jekavisch, lijep) en de ‘Servische' (ekavisch, lep). Onze Dalmatiër sprak ikavisch, geen standaardtaal.
Wat betekent die verscheidenheid nu voor een vertaalster uit het Servo-Kroatisch? Jammer genoeg niet zo veel. De meeste schrijvers beperken zich uiteraard tot hun eigen variant van de standaardtaal. Alleen de Turkse leenwoorden die betrekking hebben op de islamitische godsdienst, op muziekinstrumenten of gerechten kunnen in vertaling soms behouden blijven. In Buick Rivera lost Miljenko Jergović mijn probleem al bij voorbaat op: hij voert wel een Serviër ten tonele, maar die is afkomstig uit Bosnië en spreekt, net als Jergović zelf, de jekavische variant.