Toen in ... januari 2000
Dichter des Vaderlands
Eind deze maand precies dertien jaar geleden kreeg Nederland in de persoon van Gerrit Komrij voor het eerst een Dichter des Vaderlands. Ook voor de taal was dat een belangrijke gebeurtenis - in de eerste plaats omdat poëzie natuurlijk bij uitstek een talige aangelegenheid is, maar ook omdat die taalkunst op deze manier toegankelijk werd gemaakt voor veel meer lezers. De gedichten van de Dichter des Vaderlands verschijnen namelijk niet in dichtbundels of literaire tijdschriften, maar in een krant met honderdduizenden lezers (NRC Handelsblad), en gaan over belangrijke nationale gebeurtenissen. Komrij schreef bijvoorbeeld over de vuurwerkramp in Enschede, de verloving van prins Willem-Alexander en Máxima, en de moord op Pim Fortuyn.
In 2005 werd Komrij opgevolgd door Driek van Wissen, een lightversedichter met een voorliefde voor strakke dichtvormen als het sonnet, het rondeel, het ollekebolleke en de limerick. Als neerlandicus schreef Van Wissen over ‘twijfelachtig taalgebruik en ander ongenoegen’ - onder het motto ‘De taal die ik zie en de taal die ik hoor / Is een doorn in mijn oog en een doorn in mijn oor.’ Dat klonk ook door in zijn poëzie.
Van Wissens opvolger Ramsey Nasr, die in 2009 het stokje overnam, stond ook graag stil bij alledaags taalgebruik. Befaamd werd zijn lange gedicht ‘mi have een droom’, geschreven in de taal die volgens hem over vijftig jaar gesproken zal worden in zijn geboortestad Rotterdam. Prinses Laurentien citeerde er royaal uit in haar toespraak voor het Onze Taal-congres in 2009.
Eind deze maand loopt de termijn van Nasr af, en wordt zijn opvolger benoemd. Dan zal blijken of het onderwerp taal zich ook de komende vier jaar mag verheugen in de aandacht van de Dichter des Vaderlands.