Van Aaf tot z
Eer
Op het moment dat u dit leest, is het alweer enige tijd voorbij, maar op het moment dat ik het schrijf, houdt het me nogal bezig.
Ik ga meedoen aan het Groot Dictee der Nederlandse Taal. Als een van de ‘prominenten’, zoals zij van het Groot Dictee dat noemen. En nu denkt u: Aaf, val me niet lastig met het feit dat je aan het dictee mag meedoen, en dat je voor één keer in je leven door iemand ‘prominent’ bent genoemd, en dan eens een keer niet in de zin: ‘Ze heeft een prominente neus.’
Maar ik beloof u, dit wordt een verhaal vol zelfspot en zelfhaat, eventueel door uzelf gnuivend te completeren met het door mij behaalde aantal fouten, want dat zal bekend zijn tegen de tijd dat u dit leest.
Het zit zo.
Voor het dictee van 2010 was ik ook gevraagd, maar toen kon ik niet. Ik had nét twee kinderen gekregen, was altijd doodmoe, en ik zag op tegen het maken van een dictee, en eigenlijk vooral tegen de tijd die je tussen het dictee en de uitslag moest stukslaan met een stel andere prominenten, jolig borrelend en grappend in een fluwelen zaal naast de Eerste Kamer.
Dus ik zei dat ik niet meedeed.
Thuis deed ik wel mee, voor de tv, met mijn pen en mijn papier, want zo'n streber ben ik ook wel weer, en toen Mei Li Vos won, slaakte ik een woedende kreet.
Want ik had minder fouten dan zij.
Nu had ik het natuurlijk makkelijker, want ik zat thuis, in een veilige omgeving, zonder zenuwen over de naderende borrel met prominenten, dus ik kon rustig nadenken en niemand zette mij onder druk. Logisch dat je dan weinig fouten maakt.
Dit nam niet weg dat ik tegen Gijs, mijn vriend, schreeuwde: ‘IK HAD GEWOON KUNNEN WINNEN!’ En dan ging het mij natuurlijk helemaal niet om die driedelige Van Dale of die ingelegde kroontjespen, of wat je dan ook wint, maar gewoon om de eeuwige eer en vooral: het spellingsgewijs aftroeven van alle andere prominenten. Op nationale tv, in Nederland en Vlaanderen.
Die kans was aan mij voorbijgegaan.
Deze editie werd ik weer gevraagd en zei ik onmiddellijk ja, maar op het moment van schrijven verkeer ik nog in het spannende niemandsland van ‘Zal ik deze keer tóch 293 fouten maken?’
‘The rest shall be history’, maar nu kan ik mezelf nog voorhouden dat ik zal winnen.
Aaf Brandt Corstius