Me fiets en jou telefoon?
Hoe jongeren omgaan met me, m'n, mijn, jou en jouw
Jannemieke van de Gein
Taalonderwijsdeskundige
Jongeren schrijven alleen nog maar ‘me fiets’ en ‘me moeder’, zo wordt vaak beweerd. Telling wijst iets anders uit.
Wijdverbreid is de zorg over de anarchistische spellinggewoonten die jongeren eropna houden als ze per computer of telefoon communiceren. Die zouden desastreus zijn voor hun taalvaardigheid.
En wie met de blik van de schoolmeester die snelle wereld van korte berichtjes aanschouwt, schrikt zich allicht een hoedje. Zo luidde taalkundige René Appel vorig jaar mei in Onze Taal nog de noodklok over het feit dat me het bezittelijk voornaamwoord mijn (zoals in me/mijn fiets) ‘al bijna verdrongen’ heeft.
Toch is dat op zijn allerbest maar de helft van het verhaal. Want in een onderzoek naar de taalvaardigheid van eindexamenkandidaten havo en vwo vond ik welgeteld twee keer me in plaats van mijn.
- | Ik probeer wel in me achterhoofd te houden hoe het moet. |
- | De overheid hoeft niet te weten wat ik in me vrije tijd doe. |
In 99% van het examenwerk vond ik verder overal gewoon mijn als het ook mijn moest zijn. Van mijn-verdringing is hier dus geen sprake. Als de situatie er echt om vraagt, wordt mijn door deze leerlingen nog gewoon gebruikt.
Afwezig in al het examenwerk is opmerkelijk genoeg wél de zogeheten gereduceerde vorm van het bezittelijk voornaamwoord, m'n, een minder formele maar breed geaccepteerde, ‘officiële’ spellingvariant van mijn, die in de voorbeelden hiervoor niet misstaan had als plaatsvervanger van me: in m'n achterhoofd, in m'n vrije tijd.
Aan het einde van de basisschool wordt m'n nog wel gebruikt, zij het sporadisch. In 421 brieven, kattebelletjes, boekbesprekingen en verhalen telde ik de vorm tien keer, tegenover 152 keer mijn en negen keer het foutieve me als bezittelijk voornaamwoord.
Van mijn-verdringing lijkt in schoolse context dus in het geheel geen sprake te zijn, hooguit valt op dat m'n in onbruik raakt. En misschien is dat óók wel wat zich voordoet in de snelle omgang van de korte berichtjes: dat al die me'tjes de toepasselijk informele maar onweerlegbaar minder vlot te tikken m'n'etjes vervangen.
Valt het met me, m'n en mijn dus alleszins mee, van jou en jouw kan dat helaas niet gezegd worden. Zo schrijven achtstegroepers drie op de tien keer jou als ze jouw bedoelen, of andersom.
- | Ik snap jou probleem wel. |
- | Ik vind jou hobby's leuk. |
- | Als ik jouw was, zou ik maar niet zo bang zijn. |
- | Wat is er met jouw gebeurd? |
Ook aan het eind van het voortgezet onderwijs zijn dergelijke fouten heel gewoon.
- | Het idee alleen al dat iemand jou telefoon kan aftappen. |
- | De overheid weet meer over jouw dan je denkt. |
In 10% van de onderzochte examenteksten trof ik een of meer van zulke jou/jouw-fouten aan. Dat suggereert dat er aan het einde van het voortgezet onderwijs kennelijk nog een boel leerlingen zijn die het verschil tussen jou en jouw niet kennen.
Is dat dan niet toch een kwalijk effect van de hedendaagse communicatiemiddelen? Ik denk het niet. De oudste mij uit schoolwerk bekende voorbeelden van dergelijke fouten stammen uit 1993. De digitale communicatiemiddelen hadden op scholieren toen nog geen vat.
Nee, ik vermoed dat die frequent optredende jou/jouw-fout zijn oorzaak vindt in onvoldoende scholing. Mijn fiets schrijven hoewel je in alledaags taalgebruik me fiets hoort, dat is nog wel te doen. Maar wie moet kiezen uit vormen die ook voor het oor zo sterk op elkaar lijken als jou en jouw, kan een grammaticaal steuntje in de rug wel gebruiken. Dat het tal van leerlingen aan het eind van het voortgezet onderwijs daaraan nog altijd ontbreekt, daar maak ík me dan weer zorgen over.
De resultaten van het onderzoek naar het Nederlands in examenwerk zijn gepubliceerd in het in 2012 verschenen vierde nummer van Levende Talen Tijdschrift.