Twaalf Huizers en een dooie hond, dan heb je dertien krengen
Plaatsnamen in spreekwoorden en gezegden
Rien van den Broek
Ga niet naar Tilburg toe, daar heerst vergulde arremoe. Het is een van de vele spreekwoorden en gezegden die plaatsen en hun inwoners karakteriseren. Binnenkort verschijnen ze in boekvorm. Hier alvast een voorproefje.
In Rotterdam wordt het geld verdiend en in Amsterdam wordt het uitgegeven.
Hoe kun je inwoners van dorpen en steden in een bepaald daglicht stellen? Dat kan door ze te beschimpen - door Tilburgers ‘kruikenzeikers’ te noemen, Scheveningers ‘schollenkoppen’ of Soestenaren ‘knollenplukkers’. In 1998 verzamelde Dirk van der Heide heel veel van zulke zogeheten ‘locofaulismen’ in zijn Groot schimpnamenboek van Nederland. Maar het kan ook anders. Je kunt ook spreekwoorden en gezegden gebruiken om plaatsen en hun inwoners te karakteriseren, bijvoorbeeld: De Rijp, Heemskerk en Schagen zijn Noord-Hollands grootste plagen, of - iets vleiender - Uit gouden korenaren schiep God de Antwerpenaren.
De afgelopen jaren heb ik een verzameling opgebouwd van meer dan 1200 van zulke spreekwoorden en gezegden die een indruk willen geven van steden en dorpen en degenen die er wonen. Net als de locofaulismen hierboven belichten ze vaak niet de meest edele eigenschappen. Onbetrouwbaarheid, zuinigheid, losbandigheid, arrogantie, domheid en betweterij worden vaak op de hak genomen. Maar er zijn ook neutralere aanduidingen van zeden, gewoonten of leefomstandigheden, naast uitingen van eigen roem en vermeende positieve eigenschappen. Zo vindt de schrille tegenstelling tussen de hardwerkende inwoners van de Maasstad en de luchthartige mentaliteit van de Mokumers haar neerslag in het gezegde In Rotterdam wordt het geld verdiend en in Amsterdam wordt het uitgegeven.
De belangrijkste drijfveer om de inwoners van een naburige gemeente of van een bepaalde provincie of streek door middel van spreekwoorden, spotrijmen of zegswijzen te typeren, is meestal rivaliteit. Net als bij de locofaulismen berusten zulke kwalificaties in het algemeen op een kleingeestig chauvinisme, dat vroeger, toen men nog in de besloten gemeenschap van de eigen woonplaats leefde en weinig contacten met de bewoners van naburige plaatsen of streken onderhield, maar al te dikwijls hoogtij vierde.
Mijn verzameling spreekwoorden en zegswijzen is gebaseerd op de bestaande spreekwoordenverzamelingen en op talrijke dialectwoordenboeken. Daarnaast werd veel materiaal aangedragen door oudheidkundige verenigingen, heemkundekringen en individuele taalliefhebbers - onder andere na een oproep in Onze Taal van juni jl. In het boek waarin mijn verzameling is opgenomen (en dat deze maand verschijnt) worden al die bronnen genoemd; in de selectie hieronder zijn ze weggelaten, en ook verder is de tekst hier en daar iets ingekort.