Voorgevoegde n
Metanalyse kan niet alleen leiden tot het wegvallen van de eerste klank van een zelfstandig naamwoord, maar ook tot het voorvoegen van een klank, namelijk wanneer het lidwoord als onderdeel van het zelfstandig naamwoord wordt beschouwd. Dat vinden we in het Zuid-Nederlandse nere of neer ‘dorsvloer’. Dit is ontleend aan het Latijnse area ‘dorsvloer, open ruimte’. Dit woord kwam meestal voor met een lidwoord in de verbogen naamval, bijvoorbeeld den eer. Daardoor ging men de n van het lidwoord als onderdeel van het woord beschouwen. Verder kent bijvoorbeeld het Katwijks nog de woorden narm, nelleboog, nemmer en nezijn voor arm, elleboog, emmer en azijn. In het Middelnederlands kwamen navont, navent en nuchten(t) voort uit in den avont en in den uchten(t) - zo sprak men van ‘gister navont’ en ‘hedent nuchtent’. In sommige Zuid-Nederlandse dialecten komen deze woorden nog voor.
Het is niet altijd duidelijk of de voorgevoegde n afkomstig is van een lidwoord, een bezittelijk voornaamwoord of een voorzetsel. Noom en nonkel ‘oom’ stammen van m'n of den oom, onkel (het laatste woord is ontleend aan het Franse oncle). Het Bargoense niese ‘vrouw, meisje’ stamt van z'n of m'n iese, dat weer van het Jiddische iesje ‘vrouw’ komt. Noest komt van in oest of in den oest (= in oogst), dus ‘in de oogsttijd’, waarna het ‘arbeidzaam, druk bezig’ ging betekenen. Nijver komt van in ijver, een ontlening aan het Duitse Eifer. En naarstig betekende eigenlijk ‘ernstig’; het is een afleiding van het Middelnederlandse n(a)ernst, dat is ontstaan uit den ernst of in ernst.
In taboewoorden - die zelden werden opgeschreven - werd eveneens gemakkelijk een letter voorgevoegd of weggelaten. Soms gebeurt dat opzettelijk, denk aan het grapje: ‘Wat is een ander woord voor aaien?’ Antwoord: ‘Euken.’ Maar meestal verloopt het proces juist onbewust. Een typisch taboewoord dat verkeerd geïnterpreteerd werd, is aars. In het Middelnederlands en in dialecten komt dit woord als naars voor, dus met een bijgetrokken lidwoord. Vergelijk de benaming nijpnaars voor ‘gierigaard’, een samenstelling van (k)nijpen en naars. Er zijn ook dialecten waarin het woord begint met een m, bijvoorbeeld het Utrechts: maors. Dit is een samentrekking van me(n) aars, maar dat bijna niemand dat meer weet, blijkt wel uit de uitdrukking ‘Je ken me de maors likke.’