Malen voor de prins
P.S. Bruins - Havelte
Molen van Rembrandt te Leiden.
Illustratie: Leen Molendijk. Uit: 32 Nederlandse molens. Groningen, z.j.
In de molenwereld komt de uitdrukking malen voor de prins voor, hetgeen betekent dat de maalspil niet ingeschakeld staat en de stenen niet draaien. In feite draaien de wieken dus voor noppes. Maar dat is niet te zien, zeker van veraf niet. Voor een mogelijke verklaring van deze uitdrukking moeten we terug naar de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), eigenlijk de strijd van de katholieken tegen de ketters.
De uitdrukking zou ontstaan zijn toen de stad Leiden in juni 1572 de kant van de opstand koos, van de prins dus. Don Frederique Alvarez de Toledo begon eind oktober 1573 Leiden in te sluiten. Gaandeweg heerste in de benarde stad de pest en werd er in toenemende mate honger geleden. Deze hachelijke situatie mocht echter bij de vijand niet onderkend worden. Als list verzon men toen de molens in de stad te laten draaien, hoewel er feitelijk niets te malen viel. Het graan was op. Veel wind, weinig te malen is een andere volksuitdrukking die hier van toepassing was. De vijand moest uit de draaiende molens de conclusie trekken dat er nog voldoende graan binnen de stadsmuren was en dat er brood gebakken en pap gekookt kon worden. Maar in feite was de positie van de Leidenaren dus zeer hachelijk. In deze penibele situatie nam de prins ten slotte het besluit de sluizen te openen en de omgeving van de stad onder water te zetten. De Spanjaarden verloren de moed en bliezen op 3 oktober 1574 in alle stilte de aftocht. Daarmee was Leiden ontzet, een historisch feit dat nu nog elk jaar op 3 oktober gevierd wordt.