Raptus
Rare jongens, die vertalers
Ingmar Heytze
In de hondsdagen van de afgelopen zomer ontstond een kleine rel rondom de nieuwe Asterix-vertalingen. Verstokte fans waren woedend over de verandering van diverse plaats- en persoonsnamen door vertaler Frits van der Heide. Om er een paar te noemen: de immer vals kwelende bard Assurancetourix heet tegenwoordig Kakofonix, en de naam van het moedige stamhoofd Abraracourcix is gekortwiekt tot Heroïx. De Romeinse legerkampen Petibonum en Babaorum heten voortaan Grootmocum en Adfundum, en de legionair Caligula Minus gaat in de nieuwe hardcovereditie door het leven als Caligula Mincucelus. ‘Ik zou deze man de bijbel niet graag laten vertalen’, stelde de eigenaar van een Amsterdamse stripwinkel, die ook vond dat het ging om cultuurgoed ‘waar je met je poten van afmoet blijven’.
Je kunt je afvragen of de vernieuwingen niet gewoon verbeteringen zijn. De meeste persoonsnamen in de avonturen van Asterix zijn nu eenmaal ook woordgrapjes - een oud mannetje heet Nestorix, de smid heet Hoefnix, et cetera. Assurancetourix en Abraracourcix zijn namen die geen kind ooit kan hebben onthouden, en die op zichzelf ook niet grappig of woordspelig zijn (althans, niet in het Nederlands, wel in het Frans: assurance tous risques betekent ‘all-risk-verzekering’ en à bras raccourcis ‘wild, sterk’). Kakofonix en Heroïx zijn dus gewoon passender alternatieven, die er bovendien al vanaf het begin hadden kunnen staan zonder dat ze zouden zijn opgevallen. In de Engelse versie van Asterix heet Assurancetourix ook Cacofonix. De stevig gebouwde Abraracourcix werd omgedoopt tot het goed gevonden Vitalstatistix, en het hondje Idéfix heet Dogmatix (wie meer Asterix-namen wil vergelijken, kan daarvoor in maar liefst zestig talen terecht op lcg-www.uia.ac.be/~erikt/asterix/names.html).
Le radeau de la Méduse van Théodore Géricault
Louvre
Het vlot van Asterix-tekenaar Uderzo
Uit: Asterix. Het 1ste legioen. © Editions Albert René/Goscinny-Uderzo
In het Gallische gekrakeel rondom de aanpassingen ging verloren hoe verschrikkelijk moeilijk het is om een strip als Asterix te vertalen. Er zitten zo veel woordspelingen in dat het onmogelijk is om naar de letter te vertalen - de vertaler zal op zoek moeten naar gelijkwaardige woordspelingen. Wat dat betreft, heeft Asterix aan Frits van der Heide - een van de Asterix-vertalers van het eerste uur - bepaald geen slechte vertaler. Volgens taalhistoricus Ewoud Sanders hebben Asterix en Obelix in ieder geval één ijzersterke uitdrukking aan het Nederlands toegevoegd: ‘Ils sont fous ces romains’ is door Van der Heide vertaald met ‘Rare jongens, die Romeinen’, een opmerking waarin later uiteraard eindeloos is gevarieerd op Romeinen. Sanders: ‘Je mag stellen dat de vertaler hier het werk van de scheppers heeft overtroffen.’
Het toppunt van vindingrijkheid op dit gebied wordt genoemd door Daniëlle Pinedo in een artikel dat twee jaar geleden verscheen in een NRC-special over Asterix (www.nrc.nl/W2/Lab/Profiel/Asterix/woordspeling.html). Asterix en Obelix komen tijdens een zeereis naar Afrika een piratenschip tegen, dat ze in enkele ogenblikken ombouwen tot een haveloos vlot. In de Franse versie zegt een van de schipbreukelingen: ‘Je suis médusé!’ (letterlijk: ‘Ik ben stomverbaasd!’), in het Nederlands vertaald met: ‘Ach, 't went wel...’ Pinedo: ‘Maar de gemiddelde Franse lezer weet beter: het door Uderzo getekende vlot lijkt verdacht veel op het door Théodore Géricault geschilderde Le radeau de la Méduse. Op dit schilderij, dat in het Louvre is te bezichtigen, worden vijftien schipbreukelingen van de Méduse afgebeeld. Dit Franse fregat zonk in 1816 voor de Afrikaanse westkust. “Een geniale cultuurhistorische woordspeling”, oordeelde de Britse vertaler Derek Hockridge in The Times Educational Supplement van 2 oktober 1981, veertien jaar na verschijning van het betreffende album Astérix Légionnaire (Het 1ste legioen). Hockridge zelf kwijt zich overigens ook goed van zijn taak. “We've been framed, by Jericho”, klaagt de verstekeling in de Britse editie. Letterlijk: “We zijn er goddomme in geluisd.” Maar figuurlijk: “We zijn door Jericho (Géricault) ingelijst.” Hockridge verwijst (...) niet naar de titel van het schilderij, maar naar de naam van de kunstenaar. De cultuurhistorische woordspeling blijft niettemin in stand.’
Wat is dat eigenlijk een schitterend vak, vertalen.