Hoorndol
Wilt u ook de Taaladviesdienst op de bovenste verdieping bezoeken?
‘Gaarne. Het pand waarin het genootschap nu gehuisvest is, oogt ruim en bevat een prachtige verzameling naslagwerken. Zelfben ik tijdens de oorlog door plotselinge evacuatie verstoken geweest van al mijn boeken, een huiveringwekkende tijd. De telefoon lijkt hier bij de Taaladviesdienst nooit stil te staan; ik zou er hoorndol van worden. En wat meer is: wat werken er nu jonge medewerkers. In de begintijd waren het vooral mannen op leeftijd die zich met blad en genootschap bezighielden. Smits handelskantoor te Amsterdam vormde het administratieve en redactionele centrum van Onze Taal. Smit deed bijna alles zelf: artikelen schrijven, taalvragen beantwoorden, eindredactie: alles behalve het drukken. Om onnodige kosten te besparen bezorgde Smit zelfs zo veel mogelijk brieven zelf. Doet de huidige directeur dat ook? Smits onmisbare secretaresse mejuffrouw G. ter Huppe stond hem bij door talloze brieven te beantwoorden.’
‘Het genootschap heeft na de dood van Smit en na een paar moeilijke jaren met veel wisselingen uiteindelijk veel geluk gekend in het kiezen van kundige en trouwe redacteuren: eerst Jan Veering, die zo'n 25 jaar het blad vakkundig en tot mijn genoegen niet zonder humor heeft volgeschreven. Daarna kwam Jan Renkema, die, meen ik, 10 jaar redacteur was en daarna nog geruime tijd in het bestuur heeft gezeten. Is hij tegenwoordig zelfs niet bijzonder hoogleraar Taalverzorging namens het genootschap? Nu is er een heel redactieteam verantwoordelijk voor het samenstellen van het blad. Maar die Peter Smulders maakt daar ook alweer 19 jaar deel van uit. Hij kan Veering nog weleens naar de kroon gaan steken.’
‘Wat betreft de jaarvergaderingen: het is me als erelid niet ontgaan dat momenteel weinig leden door hun komst van hun bijzondere belangstelling blijk geven. Nu was dat in mijn tijd soms ook al een select gezelschap, maar toch: het totale ledenaantal is intussen wel heel wat toegenomen. Wel doet het deugd te horen dat zovelen op de congresdagen verschijnen. 1500 zegt u? Bijna beangstigend.’
‘Ten slotte stemt het mij tot grote dankbaarheid dat na de koninklijke goedkeuring, die we terstond op 11 december 1931 voor f 51,50 hebben verworven, koningin Juliana in 1966 beschermvrouwe van het genootschap heeft willen worden. En dat zij het blijkbaar bovendien op prijs stelde na haar aftreden als vorstin toch beschermvrouwe te blijven, nu bij elkaar al 36 jaar lang.’
‘Maar komaan, ik moet er weer eens vandoor. Ik wens u alle soorten van kracht bij uw belangrijke werk voor blad en genootschap. En hoed u voor het paard van Troje, zij het van Duitse of Engelse herkomst. Weg met de schwalbe, leve de fopduik!’
De bronnen waarvan voor dit interview gebruik is gemaakt, zijn te vinden op www.onzetaal.nl/2002/9/elout.html.