Campagnetaal verruwd
Het taalgebruik van de politici die zich profileerden in de campagnes voor de kamerverkiezingen was - tot de dood van Pim Fortuyn - ruwer dan ooit tevoren. Een mogelijke oorzaak hiervan is de ‘duidelijke taal’ van Fortuyn, waarmee hij zijn opponenten de oren waste: minister Jorritsma was dom en had een paardengebit, premier Kok werd machtswellust verweten, en Frits Bolkestein was een lafaard. Fortuyns collega-politici lieten zich vervolgens ook niet onbetuigd, zoals mag blijken uit Bolkesteins opmerkingen over het ‘pleefiguur’ dat Nederland mogelijk zou slaan en Ad Melkerts ontboezeming dat hij ‘over zijn nek ging van het gezeik’.
Niet iedereen was even blij met dit taalgebruik. Vice-kamervoorzitter Frans Weisglas (VVD) liet zich er afkeurend over uit: ‘Politici denken dat de mensen dit mooi vinden en dat ze zich op deze manier populair maken. Dat is niet zo.’ D66-voorman Thom de Graaf zag nog een andere oorzaak voor al die onwelvoeglijke taal, namelijk de steeds overheersender rol van de media in de samenleving. Door de alomtegenwoordige tv-camera's zouden politici zich tijdens de verkiezingscampagne gedwongen gevoeld hebben om te kiezen voor makkelijke ‘soundbites’.
Bronnen: Brabants Dagblad, 3 mei 2002; BN/De Stem, 4 mei 2002; de Volkskrant, 8 mei 2002.