Het oude krijgen
Afgezien van enkele bijzondere gevallen, kunnen we alle gebruikswijzen van het oude krijgen in twee typen verdelen:
a | met alleen maar een lijdend voorwerp (‘Ze krijgt een boek’) |
b | met een lijdend voorwerp en tevens een bepaling van gesteldheid (‘Ze krijgt het in handen’) |
Bij elk van beide types nu een kleine toelichting.
Het lijdend voorwerp bij krijgen is soms heel concreet (een flesch citroensap, gestoofde leeuwerik), maar vaker niet. Er zijn ook een massa min of meer vaste verbindingen bij, zoals gelegenheid krijgen, het gevoel krijgen, een hekel krijgen, opdracht krijgen, vorm krijgen en je zin krijgen. Of zelfs geheel vaste verbindingen, zoals er genoeg van krijgen, ervan langs krijgen, het moeilijk krijgen. Ook blijkt al gauw dat we dikwijls niet aan ‘bezit’ moeten denken:
- | Mengt men gele en blauwe verf, dan krijgt men een groene verf (1949). |
- | Ach, een paar van die boekenwoorden is niet zo erg. Maar als ze overal staan, dan krijg je zo'n quasiplechtstatige tekst (1976). |
- | Als je alle invallen achter elkaar zou uitwerken, krijg je nog geen goed opgebouwde tekst (1994). |
Het zal niet eenvoudig zijn om precies uit te leggen wat nu precies de betekenis is van krijgen. Wel kunnen we, dunkt me, vaststellen dat in al deze gevallen er hoegenaamd geen inspanning aan te pas komt.
Dat is deels anders in groep b, de gevallen van krijgen waar tevens een zogenoemde bepaling van gesteldheid in het spel is. Er zijn drie ondersoorten. De bepaling van gesteldheid is ofwel (b1) een voorzetselgroep of een bijwoord: iets of iemand in handen krijgen, onder ogen krijgen, tegen zich krijgen, naar binnen krijgen, onder de knie krijgen, over de vloer krijgen, voor elkaar krijgen, uit krijgen, af krijgen. De bepaling van gesteldheid kan ook de vorm hebben van te + werkwoord (dat noemen we groep b2): te zien krijgen, te horen krijgen, te vertalen krijgen, te behandelen krijgen, te slikken krijgen, te dragen krijgen. Ofwel, derde mogelijkheid: de bepaling van gesteldheid is een voltooid deelwoord (groep b3): iets toegestuurd krijgen, aangeboden krijgen, overhandigd krijgen, iets niet gepubliceerd krijgen, gedaan krijgen.
In wisselende mate heeft krijgen in de drie b-groepen (b1, b2 en b3) nog wel iets van de oude betekenis waarbij inspanning te pas komt. Maar ook hier geldt: het gaat in veel gevallen niet of nauwelijks om ‘bezit’. Wat je wel kunt zeggen: het gaat om een ‘hebben’.
Het lijkt wel alsof de basisbetekenis van krijgen omschreven moet worden als: ‘geraken in een toestand van hebben’, ‘tot hebben geraken’. En dat men in toenemende mate alles kan ‘krijgen’ wat men kan ‘hebben’.
Maar ‘hebben’ is eveneens veel ruimer dan bezit. Want behalve geld en goederen kan men ook een kind hebben, of een gouden idee, een hekel, een vriendin of een akelige ziekte. Het lijkt wel alsof de basisbetekenis van krijgen omschreven moet worden als: ‘geraken in een toestand van hebben’, ‘tot hebben geraken’. En dat men in toenemende mate alles kan ‘krijgen’ wat men kan ‘hebben’.
Tot zover de schets van het gebruik van krijgen van midden twintigste eeuw. Het oude krijgen dus. Ik heb trouwens de indruk dat tussen 1932 en 2000 de frequentie van dit werkwoord sterk toegenomen is, maar dat is voorlopig enkel een indruk. Ik weet nog niet hoe ik dat precies moet meten.