Geschiedenis op straat
Den Dolech
Riemer Reinsma
Iedereen die weleens te maken heeft gehad met de Technische Universiteit Eindhoven, kent de straatnaam Den Dolech. Het straatnaambordje bevat een toelichting: ‘afgesneden meander van een rivier’. In dit geval zou het dus om een rivierarm van de nabijgelegen Dommel moeten gaan, maar oud-archivaris Jan Spoorenberg verzekert mij dat de rivierarm in kwestie niet híér gelegen heeft. Wel lag er een laag, vochtig gebied, maar dat had een andere naam.
Links: in 1900 lagen er vlak bij Reusel verschillende meertjes (met wit aangegeven) waarop de naam Dooleg kan teruggaan.
Rechts: de straat Dooleg in Reusel op een kaart uit 1998.
Bronnen: Historische atlas Noord-Brabant, kaart 705, en Travelmanager, uitgeverij Andes
De naam Dolech komt veel vaker buiten Nederland voor dan erbinnen. In Vlaams-België vinden we hem niet minder dan negen keer. En in elk van die negen plaatsen wordt hij weer anders gespeld: Doleegstraat (Leuven), Doolaegepark (Destelbergen), Doolegt (Evere), enzovoort. De vorm die in Van Dale staat, is overigens dolage, dat is samengesteld uit dood en lage. Maar waar komt dat lage vandaan? De verwarring onder de etymologen is groot. Van Dale ziet een verband met het oude Nederlandse woord lake, laec of lac (‘waterloop’), en dat zou, wat de betekenis aangaat, kunnen kloppen: een dolage zou dan een ‘dood water’ zijn, een niet-stromend water. Maar er valt een belangrijk bezwaar tegen deze theorie in stelling te brengen: van een k-klank valt in de Nederlandse en Vlaamse straatnamen niets te bespeuren, allemaal worden ze met een g, gh of ch gespeld. Er valt dus meer te zeggen voor de opvatting van het Middelnederlandsch woordenboek en het Woordenboek der Nederlandsche Taal dat lage een afleiding is van liggen. Een dolage is dan een water dat ‘dood ligt’. En, zo kunnen we uit deze gegevens opmaken, een dolech hoefde dus niet per se een rivierarm te zijn.
Als we afzien van een klein verschil in schrijfwijze vinden we dezelfde naam ook in het Brabantse Reusel (Dooleg) en het Noord-Brabantse Someren (Dooleggersbaan). De middeleeuws aandoende spelling Dolech komt alleen voor in Eindhoven. Waar deze schrijfwijze vandaan komt, valt niet meer te achterhalen. Jan Spoorenberg meent te weten dat de naam is geïntroduceerd door een vroegere stadsarchivaris: ‘Wellicht heeft hij de naam gevonden in een van de vele boekwerken van de Belgische toponymist Jos Molemans (...) Den Dolech is in elk geval geen ter plekke overgeleverde middeleeuwse vorm.’
Een paar kilometer ten oosten van de door universitair hoogbouwbeton omzoomde Dolech, vinden we een straatnaam die wél aan een heus moeras herinnert, namelijk de Doolstraat. In de negentiende eeuw heette die nog Dooleggersstraat. Ook de Dooleg in Reusel heeft zijn naam ooit eer aangedaan, schrijft Wim van Gompel in het blad De Schééper (nr. 3, 1989). Op oude kaarten is nog te zien dat niet ver hiervandaan enkele vijvers gelegen hebben - visvijvers.
Hoe het ook zij, in het begin van de twintigste eeuw moet het woord dolage al volop in het vergeetboek zijn geraakt. Toen de Vlaamse schrijver Herman Teirlinck in 1905 de roman De doolage publiceerde, vond hij het nodig om naast de titelpagina een kadertje af te drukken waarin hij het woord in authentiek Vlaams omschreef: ‘Doolage is wakke en onvaste grond, gemijnd door ondereerdsche wateren en waar de kwelm voortdurend boven dringt.’
Dat het woord onherroepelijk uit de dagelijkse woordenschat verdwenen is, wordt, geheel onbedoeld, geïllustreerd door Van Dale. Het is niet overdreven hier te spreken van een lexicografische blunder. Nadat het naslagwerk dolage (volgens Van Dale uitgesproken als [dolaazje]) heeft afgeleid van de Middelnederlandse grondvormen doot, en lake, laec en lac, volgt er een omschrijving die bijzonder weinig met stilstaand water van doen heeft: ‘het dolen, ronddwalen’. Daarna volgt er een citaat uit het werk van de schrijver Den Doolaard: ‘een verhaal van jeugd en durf, (...) van blinde dolage en helle verrukking’. De raadselachtige koppeling van ‘moeras’ en ‘ronddwalen’ is alleen te begrijpen als we ons realiseren dat Van Dale hier twee woorden door elkaar haalt: een door Den Doolaard gefabriceerd woord dolage (uitspraak [-aazje], afleiding van het werkwoord dolen) dat inderdaad ‘het dolen’ betekent, en een op zijn Nederlands uitgesproken woord dolage (samenstelling van dood en lage), dat ‘moeras’ betekent.
Overigens heeft Van Dale de fout blijkbaar zelf ook opgemerkt, want in de elektronische versie van het woordenboek wordt deze gedeeltelijk hersteld. Er worden nu twee betekenissen gegeven (‘het dolen, ronddwalen’, met het citaat van Den Doolaard en ‘moerassige grond’, met de etymologie doot + lake, laec, lac), maar de uitspraak [-aazje] is voor beide betekenissen gehandhaafd.