Moeite en crisis
Tot nu toe zijn uitsluitend tastbare zaken ter sprake gekomen. Maar hoe werkt het met abstractere begrippen als ‘crisis’ of ‘moeite’? Hoe weet een taalgebruiker dat ‘een stukje moeite’ nog altijd moeite is (het is niet heel die moeite maar al die moeite), maar dat ‘een stukje crisis’ geen crisis meer is (juist wel heel die crisis en niet al die crisis)?
Gelukkig blijkt er een handig hulpmiddeltje te bestaan. Het is al onze moeite, omdat moeite een niet-telbaar woord is; het kan niet met een en ook niet in het meervoud voorkomen. Je zegt wel: ‘Ik heb moeite gedaan’, maar niet: ‘Ik heb een moeite gedaan’ of ‘Ik heb moeites gedaan’. En het is heel de crisis, omdat crisis wel een en een meervoudsvorm duldt en dus telbaar is. Het is niet ‘Ik heb crisis meegemaakt’, maar ‘Ik heb een crisis (of: twee crisissen/crises) meegemaakt.’
Zaken die in de werkelijkheid telbaar zijn - auto's, boeken en kasten - zijn ook grammaticaal telbaar (een auto, twee kasten, sommige boeken) en krijgen heel. Onafgebakende massa's, daarentegen, die op zich niet vermenigvuldigd kunnen worden - zand, ijs of goud - zijn grammaticaal niet-telbaar en krijgen al. En hetzelfde geldt dus ook voor abstractere woorden: de telbare (crisis, hervorming, dag) met heel, de niet-telbare (moeite, vreugde, haat) met al.