gen te doorzien en de klinkerwisseling te verklaren. Alleen door de oudere vormen te bekijken, weten we dat hengsel is afgeleid van hangen, helft van half en mens van man: de oudere vormen luiden namelijk *hangisla, *halfiþo en *manniska - alle drie dus met een onbeklemtoonde i (de asterisk betekent dat de vorm nooit is gevonden, maar is gereconstrueerd).
Haan, hen en hoen bestonden al in het Germaans. Dat blijkt uit het feit dat ze voorkomen in andere Germaanse talen, bijvoorbeeld in de Duitse dialecten.
Uit: Werner König en Hans-Joachim Paul (cartografie), dtv-Atlas Deutsche Sprache. München, Deutscher Taschenbuch Verlag, 1998
De klinkerwisseling van a in e vond niet plaats wanneer de stam in het Nederlands uitging op ch of cht. Vandaar de woorden krachtig, drachtig, lachen en geslacht. Sommige dialecten kennen ook in deze gevallen klinkerwisseling en dat verklaart het naast elkaar voorkomen van machtig en amechtig - de laatste vorm is oorspronkelijk Limburgs-Brabants.
Door umlaut veranderde in het Germaans niet alleen de korte a in de stam, maar ook de korte u, die werd uitgesproken als [oe]. Die Germaanse u werd normaliter in het Nederlands tot o, zo ontstond vol uit het Germaanse *fulna-. Maar wanneer de korte u gevolgd werd door een i of j, veranderde hij op een andere manier, afhankelijk van het feit of hij in een gesloten of een open lettergreep stond. In een gesloten lettergreep werd de [oe] tot [u], vandaar vullen (de j blijkt nog uit het Gotische fulljan) naast vol, en gulden naast goud (dat weer van het oudere golt komt). In een open lettergreep werd de [oe] tot [eu], en dat verklaart het voorkomen van de vormen brok (gebroken), rook en sprook(je) naast breuk, reuk en spreuk - de laatste vormen met umlaut. Momenteel zijn dit weliswaar gesloten lettergrepen, maar dat was in het verleden niet zo: de woorden bevatten immers een i die verantwoordelijk was voor de umlaut; zo gaat breuk bijvoorbeeld terug op de vorm *broki. Vergelijk ook teloor(gaan) met teleur(stelling).
Umlaut is dus een ander soort klinkerwisseling dan de ablaut, die in de vorige aflevering van ‘Etymologica’ ter sprake is geweest. Ablaut is een bepaalde regelmatige klinkerwisseling die optreedt bij sterke werkwoorden en daarvan afgeleide zelfstandige naamwoorden, bijvoorbeeld dreef van drijven (dreven - gedreven) en gave van geven (gaven - gegeven). Umlaut is de verandering van een oorspronkelijke korte stamklinker a of u wanneer deze gevolgd wordt door een onbeklemtoonde i of j. Omdat die i of j tegenwoordig is verdwenen, is umlaut niet direct te herkennen. Het gevolg ervan wel: de afwisseling van vormen met a en e of met o en u of eu. Hieronder zal ik een aantal voorbeelden geven van naast elkaar voorkomende vormen met en zonder umlaut, zodat de werking van umlaut duidelijker wordt en gemakkelijker herkenbaar is.