Jaloers op woordenboekmakers
Over het werken aan de omvangrijkste grammatica
Marc van Oostendorp
De Tilburgse taalkundige Hans Broekhuis werkt sinds enkele jaren met een groep collega's aan een duizenden pagina's dikke Engelstalige grammatica van het Nederlands. Binnenkort wordt het eerste deel gratis ter beschikking gesteld via internet. Waarom is die grammatica zo dik? En waarom wil iemand daar jaren van zijn leven aan besteden?
‘Het is een schande’, zegt de Tilburgse taalwetenschapper Hans Broekhuis, ‘dat de Nederlandse overheid zo weinig geld steekt in de grammatica. De taal is een belangrijk cultuurgoed, dat het verdient om serieus bestudeerd te worden.’ Broekhuis is sinds 1997 leider van een ambitieus project waarin taalwetenschappers de grammatica van het Nederlands zo nauwkeurig en wetenschappelijk verantwoord mogelijk in het Engels beschrijven. Het oorspronkelijke plan was dat dit zou leiden tot een lijvig boekwerk. De titel: A Modern Grammar of Dutch (MGD).
Enkele duizenden pagina's heeft Broekhuis met zijn team inmiddels al volgeschreven. Omdat het nog niet is gelukt een uitgever voor zo'n boek te vinden, kunnen de bladzijden die af zijn sinds deze maand gratis via internet worden geraadpleegd. Er zijn als het aan Broekhuis ligt nog vele jaren en enkele duizenden pagina's te gaan. Als er tenminste subsidie gevonden kan worden om het project voort te zetten. De grammatica is te omvangrijk om commercieel te worden uitgebracht, maar culturele subsidiegevers vinden het werk te ‘wetenschappelijk’. Wetenschappelijke subsidiegevers zeggen juist dat Broekhuis' grammatica te veel een samenvatting is van de gegevens die in eerder wetenschappelijk werk gepresenteerd zijn, en te weinig vernieuwend eigen onderzoek bevat. Het werk aan het eerste deel, dat nog in volle gang is, wordt overigens wel door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) gefinancierd.
Wat moet er in die grammatica komen te staan?
‘Het eerste deel zal uiteindelijk ongeveer drieduizend bladzijden bevatten. Dat deel gaat over de vier belangrijkste woordcategorieën: het zelfstandig naamwoord, het bijvoeglijk naamwoord, het werkwoord en het voorzetsel. Voor daarna is er nog een deel gepland over de onderdelen van de zinsbouw die meer met de betekenis te maken hebben, zoals het gebruik van wederkerende en wederkerige voornaamwoorden, werkwoordstijden en ontkenningen. Als we ook dat deel af hebben, hebben we alleen nog maar de zinsbouw van het Nederlands beschreven, de syntaxis. Daarna zouden nog delen geschreven moeten worden over klankleer, woordvorming, betekenisleer en de structuur van teksten.’