Taal, sport en beeld
De taalcapriolen van de sportverslaggever
Humberto Tan - presentator Studio Sport
In sportverslagen lijkt taal ondergeschikt aan het beeld. Toch kan een enkele flard commentaar een emotioneel sportmoment in onze herinnering roepen. Hoe komen sportverslaggevers juist op dat ene zinnetje? Waar letten ze op? En hoe komen de teksten van de presentator tot stand?
Het is bijna poëzie:
volwassen geworden in Amsterdam en Eindhoven,
man van de wereld in Barcelona.
Sportcommentator Theo Reitsma dichtte dit ter plekke in zijn commentaar bij de Europacupfinale van 1992, tussen Sampdoria en Barcelona, toen Ronald Koeman uit een vrije trap de enige treffer scoorde. Wie deze woorden nu hoort, ziet onmiddellijk het beeld voor zich van de juichende Koeman en zijn trainer Johan Cruijff, die half struikelend over de reclameborden stapt.
Een ander voorbeeld van een flard commentaar die een bijzonder sportmoment uit het verleden oproept:
Zijn we er toch weer in getuind!
Met deze zin verwoordde Herman Kuiphof in 1974 het afgrijzen van de Nederlandse televisiekijker toen het onoverwinnelijk geachte Nederlands elftal in de finale van het wereldkampioenschap tegen West-Duitsland, na een snelle voorsprong, door Gerd Müller op een 2-1-achterstand werd gezet. Zijn woorden vatten niet direct het beeld samen, maar ze zijn daar wel onlosmakelijk mee verbonden.
Tijdens de Olympische Spelen in 1980 verpulverde Eric Heiden het vier jaar oude olympisch record schaatsen op de tien kilometer van de Nederlander Piet Kleine door ruim twintig seconden sneller te rijden, in een tijd van 14.28,13. Commentator Mart Smeets kon zijn ogen niet geloven en riep uit:
Die tijd wordt nooit meer verbeterd, wat een tijd!
Inderdaad leek dat record destijds van een andere planeet. Smeets karakteriseerde de emotie van het moment met een tekst die iedereen is bijgebleven. Het record hield het minder lang uit. De Zweed Tomas Gustafson schaatste in 1988 13.48,20, en met klapschaatsen en een sneller schaatspak maakte Gianni Romme er in 1998 weer 13.15,33 van.
Eric Heiden tijdens de Olympische Spelen in Lake Placid, 1980.
Foto: ANP
En aan welk beeld denkt u bij de volgende zinsnede?
Het is een goed stel, hoor!
Juist, aan het hossende Nederlands elftal na het behalen van het Europees kampioenschap in 1988, op de bankjes voor de elftalfoto. Theo Reitsma grifte dit beeld met zijn uitspraak in het geheugen van voetbalminnend Nederland.