Geschiedenis op straat
Gouw
Riemer Reinsma
Het woord gouw roept de laatste zestig à zeventig jaar vooral onaangename associaties op. Ouderen herinneren zich nog heel goed de ‘gouwen’ (‘districten’) waarin de NSB het land had verdeeld, in navolging van de Gaue in nazi-Duitsland. Dat neemt niet weg dat gouw in oorsprong een volstrekt Nederlands woord is - geen vertaling van het Duitse woord, maar een soort broertje daarvan.
In Waterland, ten noorden van Amsterdam, doet het woord gouw al sinds onheuglijke tijden dienst als onderdeel van straatnamen. In het gebied vlak boven het IJ liggen bijvoorbeeld de Zunderdorpergouw, de Poppendammergouw, de Liergouw en de Broekergouw. Purmerend en Zuiderwoude hebben ieder een straat die kortweg Gouw heet. Dezelfde naam vinden we ook in de West-Friese plaatsen Hoorn en Opperdoes. Het zou wellicht voor de hand liggen om aan te nemen dat gouw simpelweg een dialectwoord is voor ‘weg’ of ‘straat’, maar het Plaatsnamenboek van Gerald van Berkel en Kees Samplonius helpt ons uit de droom. Gouw was in eerste instantie een waternaam. Pas later is het de naam geworden voor een weg lángs zo'n water.
Volgens het Etymologisch woordenboek van Van Dale is gouw in de betekenis ‘weg langs water, sloot’ verwant met een ander woord gouw, dat ‘gewest, landstreek’ betekent en afgeleid is van het Gotische woord gawi (vierde eeuw n.Chr.), dat óók ‘landstreek, gewest’ betekende. Het woord is onder andere terug te vinden in de naam Het Gooi (eigenlijk een oude naamvalsvorm), en in het achtervoegsel -ga dat we tegenkomen in Friese plaatsnamen als Wolvega en Sint-Nicolaasga. Maar die verklaring roept vragen op: het woord gouw zou dan toch wel een héél merkwaardige betekenisontwikkeling hebben ondergaan. Immers, de betekenis ‘gewest’ zou zich om een onduidelijke reden vernauwd moeten hebben tot die van ‘sloot, waterloop’.
De Gouw in Hoorn lag vroeger naast een waterloop, zoals de kaart van Jacob van Deventer (16de eeuw) nog laat zien.
Uit: R. Fruin, Nederlandse steden in de zestiende eeuw. (Met dank aan de heer Jan de Bruin, Archiefdienst Westfriese Gemeenten, Hoorn)
Het lijkt daarom interessant om eens te kijken naar een mogelijke verwantschap met de naam Gouwe, van de bekende Zuid-Hollandse waterloop. Is het niet veel waarschijnlijker dat Gouw (‘water’) en Gouwe op eenzelfde woord teruggaan? Die gedachte is verleidelijk omdat de variant met een -e óók in West-Friesland voorkomt: in de omgeving van Opmeer ligt een landweg (en een gelijknamig gehucht) met de naam Gouwe. Deze weg ligt grotendeels langs een waterloop, en zal zijn naam daar dus waarschijnlijk aan ontleend hebben. In het Waterlandse dorp Landsmeer vinden we beide vormen - Gouwe en Gouw - zelfs broederlijk bij elkaar: de Nieuwe Gouw ligt maar een paar huizenblokken van De Gouwe af.
Volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal (1892) gaan gouw ‘straat, sloot’ en gouw ‘streek’ terug op hetzelfde woord, en ook het Middelnederlandsch Woordenboek denkt er zo over. Toch zijn er aanwijzingen dat het in oorsprong verschillende woorden waren. Volgens het Plaatsnamenboek heette de Gouwe, het water in Zuid-Holland, in de twaalfde eeuw Golda (hiervan is de naam Gouda afgeleid), en we kunnen daarin duidelijk de woordbestanddelen gold (‘goudkleurig’) en a (‘water’) herkennen. Hetzelfde geldt trouwens voor het watertje de Goude (of Gouwe) dat de scheiding vormde tussen de eilanden Schouwen en Duiveland; de naam ervan leeft voort in die van het dorp Noordgouwe. L.Ph.C. van den Bergh deelt in zijn Handboek der Middelnederlandsche geographie (tweede druk, 1872) mee dat ook dit water in een ver verleden Golda heette - dat was in 976.
De conclusie dringt zich dus op dat de Noord-Hollandse straten en wegen genoemd zijn naar goudkleurige waterlopen, naar de sloten en kanalen. De gouden kleur zal wel te maken hebben gehad met de meegevoerde bezinksels.