| |
| |
| |
Etymologica
Uitbreiding van de woordenschat: samenstellingen
Nicoline van der Sijs
Etymologie is razend populair, maar de kennis ervan is vaak beperkt. En dat is jammer, want het wordt eigenlijk pas echt leuk als je er wat meer vanaf weet. In de maandelijkse rubriek ‘Etymologica’ behandelt Nicoline van der Sijs de basisbeginselen van de etymologie.
De Nederlandse woordenschat heeft zich in de loop van de tijd gestaag uitgebreid. Dat was noodzakelijk omdat de maatschappij veranderde en er nieuwe zaken, begrippen en technieken ontstonden, die allemaal een naam moesten krijgen. De woorden die al voorkwamen in de Germaanse periode of nog eerder, in de Indo-Europese periode, waren niet meer voldoende om er de wereld mee te benoemen.
Fretboor is een ‘tautologische samenstelling’, van twee woorden met dezelfde betekenis.
Om nieuwe woorden te maken hebben we een heel arsenaal aan middelen tot onze beschikking. De meest voorkomende waren (en zijn) de vorming van samenstellingen (stoel + poot = stoelpoot), afleidingen (achter + -lijk = achterlijk; be- + zitten = bezitten), en het overnemen van leenwoorden uit andere talen. Nieuwe woorden worden verder gevormd door samentrekking van bestaande woorden (boel van boedel), door verkorting (accu van accumulator) of door vervorming of verbastering (paddo van paddestoel). Andere soorten woorden, bijvoorbeeld letterwoorden zoals ahob voor ‘automatische halve overwegboom’ of klanknabootsende woorden zoals koekoek, komen relatief zelden voor.
Om de herkomst van een woord te kunnen bepalen, is het belangrijk inzicht te hebben in de procédés die ten grondslag kunnen liggen aan woordvorming. In de komende afleveringen van deze rubriek zal ik daarom aandacht besteden aan de verschillende manieren waarop woorden kunnen worden gevormd. In deze aflevering staan samenstellingen centraal, en wel de grootste categorie: de samengestelde zelfstandige naamwoorden.
| |
Samengestelde zelfstandige naamwoorden
Een samenstelling is de samenkoppeling van twee of meer zelfstandige woorden tot een nieuw woord met één hoofdklemtoon. Samenstellingen werden al gemaakt in de Indo-Europese en Germaanse tijd. Al in de achtste eeuw zijn in het Nederlands de woorden manslag en weergeld gevonden, en in de tiende en elfde eeuw werden onder andere boomgaard, herfstmaand, kinnebak, vouwstoel en westenwind genoteerd.
Sommige samenstellingen hebben een verbindings-s, -e(n) of -er, vergelijk het dertiende-eeuwse elleboog en middernacht en het veertiende-eeuwse godsdienst. In de periode dat deze samenstellingen werden gevormd, waren dit nog geen verbindingsklanken maar naamvalsuitgangen. Neem nu godes dienst ‘dienst van God’; dit werd op den duur als eenheid opgevat en als godsdienst geschreven. Toen de naamvallen verdwenen, ging men de naamvalsuitgangen als verbindingsklanken beschouwen en kwamen ze door analogie en voor een gemakkelijker uitspraak ook op plaatsen te staan waarin het vroegere naamvalssysteem er niet in zou hebben voorzien. Dat geldt bijvoorbeeld voor arbeidsloon: arbeid was vroeger een vrouwelijk woord (tegenwoordig is het mannelijk) en kreeg dus geen -s in de tweede naamval; de -s is dus pas later als verbindingsklank gevormd.
| |
Borechtocht
Normaal gesproken worden Nederlandse woorden in de loop van de tijd steeds korter. Dit heeft te maken met de sterke klemtoon, die op één lettergreep ligt (oorspronkelijk meestal de eerste). Hierdoor verzwakken eindlettergrepen en vallen ze zelfs weg. Vergelijk bijvoorbeeld het Middelnederlandse herte of harte met het hedendaagse hart; of me(e)rminne met meermin.
Bij samenstellingen, die dus ook één sterk benadrukte lettergreep hebben, vindt echter geen verzwakking van andere lettergrepen plaats. De afzonderlijke delen van de samenstelling zijn vrijwel altijd herkenbaar gebleven. Het streven naar begrijpelijkheid en transparantie heeft kennelijk de verwachte klankveranderingen tegengehouden. Samenstellingen maken wel een verandering door, maar daarbij passen de delen van de samenstelling zich aan aan de afzonderlijke woorden waaruit de samenstelling bestaat; vergelijk de Middelnederlandse woorden bor(e)chtocht, kersesnuttere en we(i)delant/wei(d)land met de moderne vormen borgtocht, kaarssnuiter en weiland.
Vanuit etymologisch oogpunt bezien zijn dergelijke samenstellingen dus geheel doorzichtig. Daarom, en omdat er heel veel samenstellingen zijn en er nog altijd veel nieuwe bij komen, worden ze meestal niet opgenomen in etymologische woordenboeken.
Er zijn twee soorten samenstellingen die wél in etymologische woordenboeken te vinden zijn. Ten eerste woorden die weliswaar herkenbaar zijn als samenstelling, maar waarvan de herkomst of betekenis niet doorzichtig is, en ten tweede woorden die niet (meer) herkenbaar zijn als oorspronkelijke samenstelling.
| |
Ondoorzichtige samenstellingen
Sommige samenstellingen bezitten een deel dat als apart woord is verdwenen, maar alleen in de bewuste samenstelling is blijven voortleven. Zo kennen we gom ‘man’ alleen in bruidegom, galen ‘zingen’ alleen in nachtegaal, wie ‘heilig’ alleen in wierook, en vagen ‘vegen, schoonmaken’ alleen in vagevuur.
Dan zijn er samenstellingen waarvan een deel (meestal het eerste) zodanig veranderd is dat de oorsprong niet meer helder is. Wie ziet in litteken en likdoorn nog lijk ‘lichaam’, in sprinkhaan sprin-
| |
| |
gen en in knoflook het Middelnederlandse clof ‘kloof, spleet’?
Bij sommige samenstellingen is de betekenis niet af te leiden uit die van de afzonderlijke delen. Denk aan de gebaksnamen kletskop en negerzoen of de persoonsaanduidingen blaaskaak, druiloor, flapdrol, helleveeg, klaploper, klikspaan, losbol en voetveeg. Dergelijke samenstellingen behoeven etymologische verklaring, al kan men van sommige de herkomst wel enigszins raden.
| |
Hangmat, toerbeurt
Een kleine categorie samenstellingen bestaat uit woorden die een samenstelling lijken, maar dat van oorsprong niet zijn. Deze woorden zijn volksetymologisch aangepast. Omdat ze onbekend en daardoor onbegrijpelijk waren, werden ze door de taalgebruikers aan andere, bekende woorden aangepast. Hierdoor kregen ze de schijn van doorzichtigheid. Veelgenoemde voorbeelden zijn balkenbrij (zou eigenlijk balgenbrij moeten luiden, want het is een afleiding van het Middelnederlandse balch ‘buik, ingewanden uit de slacht’), biefstuk (ontleend aan het Engelse beefsteak), hangmat (ontleend aan het Spaanse hamaca), hondsdraf (dat in het Middelnederlands onder andere gonderave luidde) en rosbief (ontleend aan het Engelse roast beef).
Behalve door volksetymologie werden onbegrijpelijke woorden ook verduidelijkt door er een vertaling aan vast te plakken. Dat gebeurde het meest bij leenwoorden. Hierdoor kon een samenstelling ontstaan van twee woorden die hetzelfde betekenen, bijvoorbeeld drilboor, fretboor, graftombe, keurslijf, rooilijn, tapkraan en toerbeurt. Een dergelijke samenstelling wordt ‘tautologisch’ genoemd. Het is makkelijk te zien dat er hier sprake is van een samenstelling, maar dat de samenstelling tautologisch is, zullen slechts weinigen zich realiseren.
| |
Oorspronkelijke samenstellingen
Een aparte categorie vormen die woorden die nu niet meer samengesteld lijken, maar dat van origine wel zijn. Er zijn maar heel weinig van dergelijke zogenoemde verholen samenstellingen. Vent lijkt bijvoorbeeld niet samengesteld, maar was dat oorspronkelijk wel: de oudste vorm luidde namelijk ven(n)oot, wat een samenstelling was van veem ‘vereniging’ en (ge)noot. Bongerd, wingerd, leidsel en wimper lijken afleidingen met de achtervoegsels -erd, -sel of -er, maar oorspronkelijk luidden ze boomgaard, wijngaard, leidzeel en wenkbrauw (ook wim(p)brauw).
Samenstellingen kunnen in de loop van de tijd worden verkort, doordat een deel van de samenstelling wordt weggelaten. Dit heet ‘ellips’. Het eerste deel is weggevallen in aarsbil of achterbil, die verkort zijn tot bil. Maar in de meeste gevallen verdwijnt het tweede deel, vergelijk aanrecht(bank), antivries(middel), baker(moeder), bessen(jenever), bouwvak(vakantie) en boemel(trein). De verbindings-s na het eerste deel is bewaard gebleven - en is een belangrijke aanwijzing voor de oorsprong van deze woorden - in ellipsen zoals beroeps(militair of -speler), eerstejaars(student), driezits(bank), dubbelloops(geweer), kandidaats(examen) en scheids(rechter).
| |
Detective (story)
Het komt herhaaldelijk voor dat de ellips samenvalt met een bestaand woord, waardoor dit er een betekenis bij krijgt. Zo werd amandelspijs tot spijs verkort, dat daardoor ‘voedsel’ en ‘amandelpers’ ging aanduiden; schootlijn werd schoot, dat toen de betekenissen ‘lichaamsdeel’ en ‘touw van zeilboot’ kreeg; en sparrenboom werd verkort tot spar, waardoor spar de betekenissen ‘staak’ en ‘boomsoort’ kreeg.
Ook van vreemdtalige samenstellingen worden ellipsen gemaakt. Zo zijn camping en pocket in het Nederlands gemaakte verkortingen van de Engelse samenstellingen camping site en pocketbook. Ook ellipsen van vreemdtalige samenstellingen kunnen samenvallen met eerder geleende vreemde woorden, die er in zo'n geval een betekenis bij krijgen die in de taal van oorsprong niet bestaat: detective story werd in het Nederlands verkort tot detective, waardoor het eerder geleende detective ‘geheim politieagent’ er in het Nederlands de betekenis ‘misdaadroman’ bij kreeg - een betekenis die in het Engels niet bestaat; living room werd verkort tot living ‘woonkamer’, en viel daardoor samen met living ‘bestaan’.
Samenstelling is van oudsher de meest voorkomende manier om nieuwe woorden te vormen. Dat dit nog steeds het geval is, blijkt uit de diverse neologismenwoordenboeken die de laatste tijd zijn verschenen. Toch besteden etymologen juist aan samenstellingen de minste aandacht, omdat die het meest voorspelbaar en doorzichtig zijn. En dat is jammer, want alleen al de bepaling hoe lang een samenstelling in het Nederlands voorkomt, rechtvaardigt de behandeling ervan.
| |
Verholen samenstellingen
Het Nederlands kent maar weinig zogenoemde verholen samenstellingen, samenstellingen die niet meer als zodanig herkenbaar zijn. Ik vond er maar veertien:
schout |
‘bestuursambtenaar’, oorspronkelijk schout(h)ete |
bongerd |
‘boomgaard’, van boomgaard |
laars |
‘schoeisel’, van lederhose |
wortel |
‘onderste deel van gewas’, eigenlijk ‘ronde plant’, van het Middelnederlandse wort(e) ‘kruid, plant’ en walen ‘wentelen, rollen’ |
wingerd |
‘wijnstok’, van wijngaard |
vent |
‘kerel’, van ven(n)oot |
juffrouw |
‘(ongehuwde) vrouw’, van jonkvrouw |
achtel |
‘achtste hectoliter, oude inhoudsmaat’, van achtendeel |
verrel |
‘vierde deel’, van vierendeel |
bakkes |
‘gezicht’, van bakhuis |
enter |
‘eenjarige koe’, van eenwinter |
jonker |
‘aanspreektitel voor adelborst’, van jonkheer |
leidsel |
‘teugel’, van leidzeel |
wimper |
‘ooghaartje’, van wenkbrauw, ook wim(p)brauw |
|
|