De balans van Emants
Als wij vanuit de toekomst naar het heden kijken, is het dus zeer voorstelbaar dat men ons over vijftig jaar het verwijt maakt dat we onze taal verwaarloosd hebben.
‘Dat zou best kunnen. Vlamingen verwijten de Nederlanders “geringe taalfierheid”, gebrek aan taaltrots. In de discussie over de talen in Europa gaat het ook om het opkomen voor je eigen taal. Mijn standpunt is honderd jaar geleden al verwoord door de schrijver Marcellus Emants. Die zei dat je enig kosmopolitisme niet moet schuwen, maar daarnaast ook trots moet zijn op je eigen taal en cultuur. Dat is dan wat ik noem “de balans van Emants”. We zouden een voorbeeld kunnen nemen aan de Zweden en de Denen. Die zijn zeer internationaal georiënteerd, maar tegelijkertijd staan ze sterk in Europa met hun taal, hechten ze buitengewoon veel aan tradities en zijn ze trots op het hoge niveau van hun literatuur en film, veel meer dan de Nederlanders. Welnu, in het één wordende Europa zijn de verschillende culturen de vaste elementen. Wij zijn geen “melting pot”-cultuur als de Amerikaanse. Ik denk dat de nationale talen sterk zullen blijven. Het Nederlands is en blijft de taal waarin we onze kinderen opvoeden. Maar toch zal het Nederlands in de toekomst meer dan ooit z'n verdedigers moeten hebben.’
Maar hoe komt het dat de Nederlanders niet prat gaan op hun taal en cultuur, zoals de Zweden en de Denen?
‘Dat heeft te maken met onze bijzondere geografische positie. Ik heb twee teksten opgenomen van Vermeylen en Huizinga. Die handelen daar ook over. Vermeylen pleitte in 1901 voor de cultivering en koestering van eigen taal en cultuur vanwege die unieke positie. Hij schreef: “We willen Vlamingen zijn, om Europeeërs te worden.” Huizinga situeert Nederland in de taaldelta van Europa, waar de drie grootmachten - het Frans, het Duits en het Engels - samenvloeien. Zijn stelling is dat Nederland bemiddelaar is vanwege die positie en de eigenheid. Het waarborgt een soort neutraliteit. Maar nu zijn er natuurlijk mensen, vooral in de wereld van handel en industrie, die zich helemaal op de andere taalwerelden richten en hun eigen taal onbelangrijk vinden. Ze willen kosmopolitisch zijn en dat etaleren. Ik vind dat wij Nederlanders ons te veel accommoderen aan de ons omringende wereld. Daar moeten we tegenwicht tegen bieden. Met mijn bundel heb ik daar een bijdrage aan willen leveren. Ik beschouw het boek als een bescheiden taalmonumentje.’
A.M. Hagen, O schone moedertaal. Lofzangen op het Nederlands 1500-2000. Amsterdam, Contact, 1999. ISBN 90 254 9677 6