Vergeten woorden
Wijfje
Hans Heestermans
Een lezer schreef me naar aanleiding van mijn stukje over het woord ploert in de betekenis ‘hospes’: ‘Dat is helemaal niet verouderd, want in mijn studententijd (jaren dertig) gebruikten we dat woord altijd zo. We hadden het nooit over een “hospes”, en het lijkt me sterk dat dat nu heel anders is.’
Die opmerking brengt me bij de vraag wanneer een woord of betekenis verouderd of vergeten is. Lexicografen gaan veelal uit van het volgende criterium: een mens leeft - althans in zekere delen van de wereld - gemiddeld zo'n 75 jaar. Eén generatie stellen we op 25 jaar. Als de jongste twee generaties een woord of betekenis niet meer kennen (noch actief, noch passief) maar de oudste generatie nog wel (of actief, of passief), dan is er sprake van verouderd-zijn. Het komt er dus op neer dat een woord of betekenis verouderd is als die vijftig jaar of langer niet in gebruik is geweest. Ik voeg daar nog iets aan toe: dialecten zijn vaak heel behoudend, dat wil zeggen: in de streektaal blijft een woord of betekenis nog voortleven terwijl die in de standaardtaal allang is uitgestorven. Zo is het woord astrant in de betekenis ‘brutaal’ al enige tijd uit het algemeen Nederlands verdwenen, maar in verschillende dialecten is het nog springlevend. In het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) schrijven we in zo'n geval: ‘verouderd, maar gewestelijk nog aangetroffen’.
Het woord wijfje in de betekenis ‘echtgenote’ (vooral gezegd met een liefkozende of vertederende gevoelsnuance) is volgens het genoemde criterium verouderd. We kennen het nog wel als de ‘zeer vertrouwelijke, liefkozende ben. voor een vrouw (...) zo, wijfie, is alles goed gegaan?’ (Van Dale, 13de druk) of voor een ‘kleine vrouw in het algemeen’, en ook dan meestal in de vorm wijfie. In oudere taal was wijfje ‘echtgenote’ redelijk gangbaar. In een toneelstuk uit 1578 (opgenomen in de bundel Trou moet blycken, 1889) komt deze regel voor:
Maer gaen wij thuijswaert, u wijfken verlangen sal.
(Maar laten we naar huis gaan, uw echtgenote zal naar u verlangen.)
En Huygens dichtte in 1657 schalks:
Daer mijn Beursjen hanght op zy, Houdt mijn Wijfjen meest van my. (Mijn echtgenote houdt het meest van mij als ik mijn portemonnee bij me heb.)
En Jacob van Lennep schrijft in zijn vertaling van Robert Burns' gedicht ‘Nobody’ (Poëtische Werken XII, 1823) ironisch:
Mijn wijfje is my trouw;
Ik deel haar met niemand:
Ik kus niemands vrouw
En mijn vrouw kust niemand.
Wijfje voor ‘echtgenote’ is volgens het WNT het laatst aangetroffen in Louis Couperus' Eline Vere (1889):
Hè, daar hadt je De Woude met zijn wijfje! Waar zaten die menschen toch den geheelen dag; ze vertoonden zich nergens! Enfin, ze waren zeker nog verliefd.
1889. Verouderd dus volgens mijn criterium. Of kent een van de lezers wijfje nog in de betekenis ‘echtgenote’? Schrijf het mij en vermeld er vooral uw leeftijd bij!