Aarzeling
Eh wordt onder meer gebruikt als de spreker even aarzelt (we noemen het daarom ook wel een ‘aarzelingstussenwerpsel’). Deze aarzeling ontstaat doordat de spreker naar een antwoord op een vraag zoekt, of doordat hij de behoefte heeft om nog even na te denken over wat hij eigenlijk wil zeggen, dan wel over de bewoordingen waarin hij dat wil doen. Een paar voorbeelden:
1 | ‘Hoeveel is 3 maal 27?’ ‘Eh... 81.’ |
2 | ‘Ja want ik til niks meer en ik zuig echt niet meer want eh - nou ja dan ga ik helemaal door de grond hoor.’ |
In voorbeeld 1 moet de hoorder even nadenken. Om aan te geven dat hij bezig is met het zoeken naar het antwoord, begint hij alvast met eh. In het uit een spreekuur van een arts afkomstige voorbeeld 2 moet de patiënt nog even nadenken over de formulering van de reden om niet meer te tillen en te zuigen, en vult hij de klankruimte zolang op met eh.
Sommige mensen ergeren zich aan al dat ge-eh. Ze vinden het een teken van hersenloos taalgebruik. Het zou slordig zijn en geen enkele functie hebben. Maar dat is niet zo, want iemand die ‘eh’ zegt, opent het communicatiekanaal tussen spreker en hoorder (zoals in voorbeeld 1) of houdt het juist bezet (zoals in voorbeeld 2). Als de spreker niets zegt op het moment dat hij bijvoorbeeld even niet op het juiste woord kan komen, neemt de hoorder het woord van hem over - en dat is doorgaans niet de bedoeling.