Naschrift
Koen Jaspaert, algemeen secretaris Nederlandse Taalunie
Is het dan écht nooit goed wat de Taalunie doet? Het artikel van Van Oostendorp wekt dat vermoeden. Bij nader inzien bekritiseert het intenties die de Taalunie niet heeft en getuigt het van slordig denken.
Wil de Taalunie het ‘absolute centrum’ zijn als zij koppelingen opneemt en een zoekmotor van en voor het Nederlands beschikbaar stelt? Doet zij daarmee anderen concurrentie aan? Natuurlijk niet. Een kind weet dat absolute centra in internetland niet kunnen bestaan! En je hoeft geen doorgewinterde surfer te zijn om te weten dat het zoeken van informatie hét probleem is op de elektronische snelweg, zeker als zij in een andere taal dan het Engels is gesteld. Natuurlijk bevatten veel weblocaties nu al koppelingen naar andere sites. Ze zijn echter toegespitst op deeldomeinen, een gevolg van de specifieke missie van de diverse informatieaanbieders. De meerwaarde van het Taalunieversum betreft juist het bijeenbrengen van die domeinen: Nederland én Vlaanderen, neerlandistiek intra én extra muros, taal én letteren, wetenschap én onderwijs, producenten én gebruikers! Bij ons weten werkt niemand anders aan een zoekmotor die speciaal voor informatie in en over het Nederlands is getraind.
Van Oostendorp zag die activiteiten enkele jaren geleden zelf nog als een belangrijke taak van de overheid. In zijn artikel ‘Een snelweg van woorden’, dat in 1997 verscheen in Taalschrift, het publicatieblad van de Taalunie, vergelijkt hij de elektronische snelweg met het gewone wegennet. ‘Wie zorgt er voor de openbare weg als de overheid het niet doet?’ zo vraagt hij zich af. En: ‘Als we niet via de overheid de handen ineengeslagen hadden, reden wij nu misschien nog op modderige zandweggetjes.’ Burgers in binnen- en buitenland helpen om sneller en beter informatie over het Nederlands te vinden, achten wij wel degelijk een taak van de Nederlandse Taalunie. Wie zou zorgen voor samenhang als de Taalunie het niet deed?
Het artikel bevat opmerkelijke denkfouten. Zo hoeft de ene activiteit de andere helemaal niet uit te sluiten. De Taalunie moet inderdaad meehelpen om de boekenplank te vullen. Zij wil dat graag doen. Bij alle projecten houdt zij tegenwoordig rekening met internet, ook bij de voorbereiding van een herziene editie van het Groene Boekje. De Taalunie moet discussie via internet stimuleren, maar wil dat niet gaan doen, lezen wij in het stuk. Hoe komt Van Oostendorp daarbij? Zelfs de huidige versie van het Taalunieversum, niet veel meer dan een statische demo, voorziet in die mogelijkheid.
Overleg met anderen is er zeer zeker. Van Oostendorp zelf is herhaaldelijk uitgenodigd, zoals trouwens de meeste aanbieders van de weblocaties die hij vermeldt. Twee onder hen zijn zelfs coördinator van een onderdeel van het Taalunieversum.
Zijn voornaamste bezwaar betreft het sanctionerend effect van het Taalunieversum. Informatie dreigt de facto het stempel ‘goedgekeurd door de overheid’ te krijgen. Die censorambities heeft de Taalunie echt niet: een wegennet leidt nu eenmaal naar zowel tempels als bordelen. De gebruikers zelf - niet de overheid - bepalen waar zij naartoe rijden!