Geschiedenis op straat
Lombardstraat
Riemer Reinsma
Het kost niet veel moeite om in de naam Lombardstraat het woord lommerd, ‘bank van lening’, te herkennen. Lombard is een oudere vorm hiervan, die herinnert aan een episode uit de Middeleeuwen. Tegen het eind van de dertiende eeuw begon er een klein immigratiegolfje over Nederland en andere Noord-Europese landen te spoelen: de Lombarden kwamen. Het waren inwoners van de Noord-Italiaanse streek Lombardije, die, net als de joden, gespecialiseerd waren in de krediet-handel. In die tijd was het uitlenen van geld tegen rente door de Kerk verboden; de wet stond alleen krediet tegen onderpand toe. De Lombarden verstrekten dat; om hun beroep te mogen uitoefenen, betaalden ze een jaarlijks bedrag aan de overheid. Hun aanwezigheid klinkt nog door in een aantal Nederlandse straatnamen. In Rotterdam bijvoorbeeld, waar de Lombardkade en Lombardhof herinneren aan de Lombard die daar in 1357 neerstreek.
Ingang van de Amsterdamse lommerd in de 17de eeuw.
Foto: Gemeentearchief Amsterdam
In de Middeleeuwen waren de ‘lombarden’ dus meestal Italianen. Dat is ook te zien aan sommige namen die in oude bronnen genoemd worden, zoals Jorijs van Burgo (de man heette in het Italiaans waarschijnlijk Giorgio di Burgo) en Barnaert Pulsavijn (misschien Bernardo Pulsavino). Later kregen ze concurrentie van Nederlanders, en een lombard was toen niet meer per se een Italiaanse immigrant. Het Compleet Nederduitsch en Fransch Woordenboek van P. Marin (1717) gaf bij lombart - een spellingvariant van lombard - de volgende voorbeeldzin: ‘Het zyn alleen Jooden die in de Gelderse steden en andere plaatsen Lombart houden.’ Vanaf de veertiende eeuw verloor het verbod om rente te berekenen geleidelijk aan kracht. Steeds meer werd geaccepteerd dat de lombarden - en trouwens iedereen - rente berekenden.
Het behoeft geen betoog dat de lombarden zich niet erg populair maakten. De straatnaam Lombardje in Den Bosch mag dan, met zijn liefkozende verkleinuitgang, een vriendelijke indruk op ons maken, toch zal men de plaatselijke lombarden geen warm hart hebben toegedragen. Ze durfden soms vijftig procent rente te berekenen! En toen ze na 1600 weer uit de stad vertrokken, werd dat niet als een verlies ervaren.
In de vijftiende eeuw kreeg het woord lombard er een betekenis bij. Het was voortaan niet meer alleen een aanduiding voor de persoon die een bank van lening dreef, maar ook voor de bank van lening zelf. Dat de lommerdhouders als profiteurs werden gezien, blijkt uit een dichtregel van Jacob Cats: ‘Die [= wie] altijt wil voordeel doen, moet lombaert houwen.’ Een andere oude uitdrukking zinspeelt op de hoge rentetarieven die de lommerds berekenden. In 1710 zei men als een winkelier extreem hoge prijzen vroeg: ‘Men haalt bij hem 't goed uit den lommerd.’ De zegswijze zinspeelde op de prijzen die de lommerd berekende als je je spullen kwam terugkopen.
In de zeventiende eeuw begon ook de uitspraak van het woord lombard te veranderen. De a in de tweede lettergreep veranderde in een ‘stomme e’: in 1635 vinden we de vorm lomberden. Ongeveer in dezelfde tijd begon de medeklinkercombinatie -mb- over te gaan in -mm-; in 1615 kwam de vorm lommert voor het eerst voor. Erg snel ging die uitspraakverandering overigens niet. Nog in 1760 gebruikte bijvoorbeeld de toneelschrijver Pieter Langendijk de vormen lommerd en lomberd vrolijk naast elkaar.