Woordenboek van de poëzie
Wolkschap
Guus Middag
Een van de verschillen tussen Amsterdam en bijvoorbeeld Londen, of Parijs: de schoorstenen zijn er anders. Bij het binnenrijden van een buitenlandse stad kan je oog er opeens op vallen, en dan zie je het. ‘Het dakschap biedt een totaal andere aanblik’, zoals Nicolaas Matsier deze sensatie eens omschreef. Hij deed dat in een bespreking van een boek dat niet over het Amsterdamse dakschap ging, maar over de verticale variant ervan: ‘het gevelschap’, het landschap dat zich vertoont aan een wandelaar die zich langs een gevelwand voortbeweegt en die zijn blik laat strijken langs de gevels met ‘de kenmerkende wemeling van eindeloos verspringende vensterbanken, kozijnen, stoepen, lantarens, een enkele erker, maar vooral: hijsbalken, hijsbalken, en hijsbalken’.
Dakschap en gevelschap zijn geen bestaande Nederlandse woorden, en het is ook nog niet zo eenvoudig er een precieze omschrijving van te geven, maar in de context van een bespreking van een boek over vierhonderd jaar hijsbalken in Amsterdam zal iedereen wel ongeveer begrijpen wat ermee wordt bedoeld. Hoe zou dat zijn met het vergelijkbare, eveneens niet bestaande woord wolkschap, dat tot vijf keer toe voorkomt in het gedicht ‘Pool’ van Judith Herzberg, in haar bundel Wat zij wilde schilderen (1996):
Pool
Het is niet echt heel anders dan een wolkschap
Het is niet echt, heel anders dan een wolkschap
Het is niet echt, heel anders, dan een wolkschap
Het is niet echt heel anders, dan een wolkschap
Het is niet echt heel anders dan een wolkschap.
Het is een nogal bizar gedicht, waar heel veel over te zeggen valt, maar dat ons om te beginnen voor een lastig probleem stelt: het woord in kwestie is hier van bijna alle context verstoken. Zou een wolkschap het geheel van wolken zijn, van onderen waargenomen, zoals het geheel van gevels een gevelschap vormt? Of zit de wolkschapschouwer niet onder, maar in en tussen de wolken, bijvoorbeeld voor het raam van een vliegtuig, en heeft hij of zij daar uitzicht op een wolkschap ongeveer zoals Heer Bommel, in Heer Bommel en het griffioen-ei, op de zeebodem belandt, om zich heen kijkt en dan uitzicht heeft op ‘een aardig zeeschap’ (‘en wat een leuke visjes!’)? Moeten we, ook op grond van de bundeltitel, aan een term uit de beeldende kunst denken: zoals ‘een landschap’ ook een schilderij van een landschap is, zo is een wolkschap misschien ook wel een schilderij van een wolkenlandschap.
En wat heeft die pool uit de titel ermee te maken? Misschien bevinden we ons hier wel op de noord- of zuidpool, of in een over een van deze beide polen vliegend vliegtuig, en misschien doet het poollandschap met al dat ijs en al die sneeuw wel sterk denken aan een geheel met wolken gevuld landschap, een wolkschap zogezegd? Of is de pool uit de titel een pool met een hoofdletter: een man uit Polen? Dat maakt het er nog niet veel helderder op, maar we zouden dan bijvoorbeeld aan zekere taal- of vertaalproblemen kunnen denken. Kunnen we hier nog iets doen met de wetenschap dat het Engels naast bijvoorbeeld landscape (‘landschap’) en seascape (‘zeegezicht’) en dreamscape (‘droomlandschap’) ook het woord cloudscape kent: een volgens het woordenboek vooral in de beeldende kunst gebruikte term voor een wolkenpartij, wolkenformatie, wolkenhemel of wolkenmassa. Heeft de dichteres er plezier in gehad een letterlijke vertaling van dit woord te beproeven? Zo ja, dan zou hier vierhonderd jaar na de introductie van het Nederlandse woord landschap in het Engels, aldaar verbasterd tot landscape, een retourontlening plaatsgevonden hebben.
Of zoeken we het veel te ver, en ligt de ware betekenis hier niet in de titel of in een zelfverzonnen woord, maar in het spel met de komma's, dat van vier gelijkluidende regels toch weer net andere regels maakt, omdat komma's nu eenmaal van invloed zijn op de betekenis? Als dat zo is, dan zou het aardig zijn om de dichteres het gedicht eens te horen voordragen. Het zou te vinden moeten zijn op de cd Het vertelde (1997), waarop Herzberg de bundels Zoals (1992) en Wat zij wilde schilderen (1996) voorleest, maar curieus genoeg is ‘Pool’ nu net een van de weinige gedichten die op de cd ontbreken, zonder verdere toelichting. Na de vijftien seconden waarin Herzberg het voorafgaande ‘Hij was zeventig’ leest, horen we vijf lege seconden, waarin een bladzijde wordt omgeslagen en vermoedelijk naar de tekst van ‘Pool’ wordt gekeken en blijkbaar ook meteen besloten wordt niet tot voordracht ervan over te gaan - waarna Herzberg verdergaat met het lezen van het eropvolgende gedicht ‘De herenfiets spreekt’.
Deze hoorbare stilte, met ver bladgeritsel, lijkt mij wel symbolisch voor de vluchtige sfeer die met wolken en wolkenlandschappen samenhangt, en voor het curieuze, vervlogen karakter van het gedicht van Herzberg, en ook voor het merkwaardige en vermoedelijk eenmalige woord wolkschap. Noteren wij in het woordenboek van de poëzie achter wolkschap daarom maar niets. Het is een woord om stil voorbij te laten drijven, niet echt heel anders dan een wolkschap zelf.