Weerzin tegen moedertaal?
Het is een tegenstelling die altijd weer indruk op mij maakt: het verschil tussen de leek en de deskundige. De leek verdient als huisvrouw of datamanager geen cent aan het Nederlands, maar is erbij betrokken, en argumenteert en ageert tegen het Engels alsof zijn
Een enkele keer krijgt de lezer het idee dat de schrijver wat vaak zonder helm extreem is gaan sporten.
leven ervan afhangt. De deskundige leeft van zijn moedertaal, maar bekijkt zijn object met de afstandelijke blik waarmee de boer naar zijn biggen kijkt. Komt dat alleen doordat hij weet dat al die emotie verkeerd gericht en dus voor niets is? Of zit er ook iets anders achter, iets van lichte weerzin tegen het object van je broodwinning, de behoefte aan afstand tot iets wat zich alleen zó goed laat analyseren?
Terwijl anderen de vraag beantwoorden of verwerpen, lijkt het mij zinvol om na te gaan welke vorderingen het Engels maakt in het Nederlands. Onlangs zag ik het blad Funbox, het tweede nummer van de zesde jaargang inmiddels. Het omslag begint met de tekst ‘Snow/surf bike/skate outdoor/travel SERVE CHILLED! LET IT SNOW’, en ook het vervolg is Engelstalig, met slechts hier en daar wat Nederlands: ‘toertochtkalender’, ‘WINNEN’, ‘kampeertocht’ (zie de afbeelding op de volgende bladzijde).