Onze Taal. Jaargang 69
(2000)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 151]
| |||||||
Autochtoon en allochtoon
| |||||||
Congo of Kongo?
| |||||||
Euromunten: (g)een symbool van eenheid
| |||||||
Distilleren/destilleren
| |||||||
[pagina 152]
| |||||||
Spreektempo
|
1 | Piet wil die rare rododendron, plantengek als hij is. |
2 | Piet wil die rare rododendron planten, gek als hij is. |
3 | Piet wil die rare rododendronplanten, gek als hij is. |
In zin 1 wordt het doelwoord rododendron gevolgd door een woordgroepgrens (aangegeven door een komma), in zin 2 door een woordgrens, en in zin 3 vormt het het eerste deel van een samengesteld woord. Deze grenzen worden gemarkeerd door verschillende maten van vertraging: sprekers spreken rododendron het langzaamst uit in zin 1 en het snelst in zin 3.
Hierover wordt verder gezegd dat de grenzen tussen woorden voor het sterkste effect zorgden. Dit is echter niet waar: het zijn juist de grenzen tussen woordgróépen die het sterkste effect hebben. Het verschil tussen zin 1 en zin 2 is dus veel groter dan dat tussen zin 2 en zin 3. Even verderop wordt een gerelateerde fout gemaakt: het is het verschil tussen zin 1 en 2 dat een stuk makkelijker te horen is dan dat tussen 2 en 3. Probeer het overigens zelf maar eens, door deze zinnen hard- op voor te lezen. U zult zien (of eigenlijk horen) dat zin 1 duidelijk verschilt van zin 2 en 3.
Naschrift Marc van Oostendorp
Mevrouw Cambier-Langeveld heeft gelijk. Door een misverstand is er een fout in mijn bespreking van haar proefschrift geslopen; met haar reactie - en mijn excuses voor de verwarring - is een en ander hopelijk rechtgezet.
Engelse termen
Wim Looyestijn - Den Hoorn
In de rubriek ‘Ander woord voor...’ worden op gezette tijden Nederlandse woorden voorgesteld die Engelse termen kunnen vervangen. In de doorgaans onderhoudende discussies die daarmee gepaard gaan, mis ik vaak een belangrijk element.
Veelvuldig wordt een Nederlands woord afgewezen omdat het niet geheel de lading dekt. Echter, het Engelse woord dat vervangen moet worden, heeft in het Engels vaak ook een veel algemenere betekenis. Wij gebruiken dat Engelse leenwoord in een enge betekenis zonder ons te realiseren wat de oorspronkelijke, ruime betekenis is. Blijkbaar geven we een Nederlandstalig alternatief niet graag de kans zich te ontwikkelen tot een woord met een engere betekenis. Volgens mij moeten we algemenere Nederlandse woorden durven kiezen, en na verloop van tijd blijft het best geslaagde woord wel hangen in de taal.
Overigens vind ik (naar aanleiding van de januari-aflevering van ‘Ander woord voor...’) snuffelen ook wel een goede vertaling van to browse.
De Nederlander minacht zijn taal
Karim Beroud - Amsterdam
De Nederlander minacht zijn taal. In het aprilnummer van Onze Taal wordt in het kader van de serie ‘Taalmythen’ uiteengezet dat deze stelling een misvatting is. Ik ben het hier volstrekt mee oneens en vind dat deze conclusie niet gebaseerd kan worden op het aangehaalde onderzoek. Allereerst worden er in het onderzoek alleen anderstaligen ondervraagd die al Nederlands spreken. Hierdoor ontstaat een onjuist beeld van de mening van álle anderstaligen in Nederland. Ten tweede toont het onderzoek ons de houding van Nederlanders ten opzichte van de eigen taal. Op basis van die resultaten kunnen de schrijvers van het artikel geen minachting voor de eigen taal ontdekken. Maar zeggen en doen zijn twee. In de Amsterdamse binnenstad bijvoorbeeld staat bijna alles in het Engels en soms niet eens in het Nederlands (dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Brussel, waar wel alles ook in het Nederlands te lezen is). Reclameborden en -spotjes verschijnen in het Engels, hoewel ze voor Nederlandstaligen zijn bestemd. Woorden als fulltime, skate en het al langer ingeburgerde weekend hebben de Nederlandse tegenhangers (bijna) geheel verdrongen en dat terwijl er geen enkel voordeel aan deze anglicismen zit. Er is dus geen sprake van een verrijking, maar van een negatieve houding van Nederlanders (of Nederlandstaligen?) jegens hun moedertaal. En wetenschappelijk onderzoek kan dit in alle toonaarden ontkennen, de praktijk wijst anders uit.
Naschrift auteurs
In ons artikel wordt de stelling dat de Nederlander zijn taal minacht alleen besproken vanuit de mening van de Nederlanders zelf. De anderstaligen die ook Nederlands spreken, vormen een uitbreiding naar andere sprekers van het Nederlands. Wij hebben al aangegeven dat het onderzoek nog verder zou kunnen worden uitgebreid (naar Nederlanders in het buitenland, en inderdaad ook anderstaligen die geen Nederlands spreken). Maar dan gaat het niet meer om de vraag of de Nederlander zijn taal minacht. Ook over de kwestie of Engelse woorden Nederlandse tegenhangers verdringen zijn andere artikelen te schrijven. Als dit al zo zou zijn, dan ligt dat in elk geval niet aan de houding van de sprekers van het Nederlands tegenover hun taal. De reactie van Karim Beroud onderstreept dat.