| |
| |
| |
[Nummer 6]
| |
| |
| |
Taal in de hoofdrol
Moedertaal en Nederlands in het multiculturele drama
Jan Erik Grezel
In het debat dat de afgelopen maanden vrijwel overal werd gevoerd over het ‘multiculturele drama’ hameren politici op meer Nederlands. Maar volgens vooraanstaande taalkundigen ligt de zaak niet zo eenvoudig. Ze publiceerden zeer onlangs een manifest met als strekking dat ‘meertaligheid’ het uitgangspunt moet zijn. Is er een compromis mogelijk?
Een kleuterklas in Rotterdam. Donkere krullenbolletjes die geen woord Nederlands spreken, een juf met de handen in het haar. Even later: een paar van die kleuters thuis bij hun Turkse familie. De moeder wil wel Nederlands met haar kinderen praten, maar ze beheerst die taal nauwelijks. Hoe dat dan op school moet, weet ze natuurlijk ook niet. Opeens mengt de vader zich vanuit een donkere achtergrond in het gesprek. Turks is belangrijk voor de kinderen. Ze gaan straks zes weken naar Turkije.
| |
Etnische onderklasse
Misschien heeft dit decor Paul Scheffer voor ogen gestaan toen hij zijn spraakmakende artikel ‘Het multiculturele drama’ schreef, dat 29 januari verscheen in NRC Handelsblad. Scheffer schetst daarin een uiterst somber beeld van onze samenleving. Er is, betoogt hij, in hoog tempo een etnische onderklasse aan het ontstaan. Bij de wedloop die het leven in een westerse maatschappij nu eenmaal is, belanden vooral de allochtonen in de bezemwagen. Werkloosheid, armoede, schooluitval en criminaliteit zijn onder buitenlanders naar verhouding veel groter dan onder autochtone Nederlanders. Individuele succesverhalen kunnen dat beeld alleen maar verdoezelen. De conclusie klinkt onheilspellend: ‘Het multiculturele drama dat zich voltrekt is dan ook de grootste bedreiging voor de maatschappelijke vrede.’
Moet het Nederlands voorrang krijgen bij allochtone kinderen op de basisschool? Of juiste de eigen taal?
Foto: Petterik Wiggers/Hollandse Hoogte
Het artikel is bedoeld als aanklacht tegen het integratiebeleid, en het heeft ook tot een zeldzaam publiek
‘Kinderen van de moederborst rukken om ze de eerste klanken van het Nederlands mee te geven, dat werkt niet.’
en politiek debat geleid. Inmiddels zijn er van alle kanten nuanceringen en tegengeluiden gehoord. Hoewel het taalonderwijs in het drama een hoofdrol vervult, hielden taalkundigen zich veelal afzijdig. Dat gaat nu veranderen. ‘Taalkundig Nederland’ kwam zeer onlangs met een heus manifest: Het multiculturele voordeel: meertaligheid als uitgangspunt.
| |
Onderdompeling
De kern van het pamflet: het beleid is gericht op één taal, het Nederlands, en dat is verkeerd. Meertaligheid is het devies. ‘In een multiculturele maatschappij moet meertaligheid een vanzelfsprekendheid zijn’, zegt Hans Bennis, directeur van het Meertens Instituut en mede-opsteller van het manifest. ‘Kijk naar de situatie in Friesland. Wie zou op het idee komen om tweejarige kinderen naar een Nederlandstalige crèche te sturen om het Fries af te leren? Kinderen van de moederborst rukken om ze de eerste klanken van het Nederlands mee te geven, dat werkt niet. Toch zie je dat politici allemaal op het spoor van eentaligheid zitten. Men wil de problemen te lijf. Die problemen zouden ophouden als we Turken en Marokkanen als Nederlanders kunnen beschouwen. Om dat te
| |
| |
bereiken, moeten ze Nederlands leren. Maar dat is een te simpele gedachtegang. Er is een groot gebrek aan deskundigheid op dat gebied. Als Rosenmöller in de Kamer “Taal, taal, taal” roept, weet hij echt niet waar hij het over heeft.’
Het taalkundig onderzoek van de afgelopen dertig jaar heeft volgens Bennis veel inzicht gegeven in de manier waarop problemen rond tweetaligheid aangepakt moeten worden. ‘Met “immersion” (onderdompeling) in de tweede taal zijn we niet op de goede weg. In de jaren vijftig hebben we dat met de Molukkers geprobeerd. Weg met het Maleis, hup met het Nederlands. Dat heeft verkeerd uitgepakt. Er ontstonden ontzettend veel problemen doordat ze uiteindelijk geen van beide talen goed beheersten.’
| |
Absurde situatie
Dr. M.J. de Jong, onderwijssocioloog aan de Erasmus Universiteit, vindt daarentegen dat de aandacht op school op het Nederlands gericht moet zijn. Hij is het volstrekt oneens met de taalkundigen. ‘Kinderen zijn fantastische leermachines. Voordat ze op school komen, beheersen ze hun moedertaal al goed. Amerikaans onderzoek laat zien dat kinderen van allochtone ouders via “gestructureerde onderdompeling” de tweede taal heel goed op school kunnen leren. Voorwaarde is wel dat leerkrachten goed getraind zijn in de didactiek: veel beelden gebruiken, meer aanwijzen, goed articuleren. Dat bedoelen we met “gestructureerd”. Je kunt kinderen van allochtone ouders niet het gewone programma bieden alsof het Nederlandssprekende kinderen zijn.’
Taalkundige Hans Bennis: ‘In een multiculturele maatschappij moet meertaligheid een vanzelfsprekendheid zijn.’
Foto: Edward Jacobs
Uit de geschiedenis van integratieprocessen in allerlei verschillende landen is volgens De Jong maar één les te trekken. ‘De integratie beweegt zich altijd in de richting van de dominante cultuur, dat is in Nederland de Nederlandse.’ Er kleven naar zijn idee ook te veel praktische bezwaren aan de invoering van meertaligheid op de basisschool. ‘De taalkundigen gaan uit van een ideale situatie waarbij de meeste kinderen dezelfde moedertaal hebben. In werkelijkheid zitten er vaak kinderen met meer dan tien verschillende moedertalen in één klas. En dan heb je ook nog eens de absurde situatie dat kinderen niet hun moedertaal, maar een derde taal voorgeschoteld krijgen: Berberkinderen die Arabisch leren, en Koerdische kinderen die Turks krijgen. Daar komt nog bij dat de lessen in de eigen taal vaak bedroevend slecht worden gegeven. Na vijf jaar hebben ze niets geleerd.’
w ei - de
Illustratie: Frank Dam
| |
‘Mijn zoon moet niet zo dom blijven als zijn vader’
Hij komt uit Marokko, is begin dertig en heet Mohammed. Sinds een maand volgt hij een intensieve cursus Nederlands aan de Technische Universiteit Delft. Waar komt zijn motivatie voor de veeleisende cursus vandaan? ‘Ik heb een zoontje van twee. Met hem wil ik thuis Nederlands praten. Mijn zoon moet niet zo dom blijven als zijn vader.’
De meeste van zijn groepsgenoten hebben ook jonge kinderen. Thuis is Turks, Koerdisch of Arabisch de voertaal. Moeten hun kinderen die talen later ook op school krijgen? Er komt een wat aarzelend ‘ja’, alsof ze die mogelijkheid nog nooit hebben overwogen. Maar het Nederlands lijkt hun belangrijker. En rekenen? Moet dat ook in de moedertaal? ‘Nee’, klinkt het eenstemmig. Het perspectief van een levenslang verblijf in Nederland geeft hier de doorslag. Necla: ‘Nederlands hebben ze later bij alles nodig. En hun moedertaal eigenlijk alleen in het contact met de familie, of als ze met vakantie gaan.’ Maar zou bijvoorbeeld aardrijkskunde in de moedertaal niet helpen om de inhoud van het vak beter te begrijpen? Fatma: ‘Mijn dochters spreken beter Nederlands dan Koerdisch.’ Verder zijn ze het allemaal over één ding eens: kinderen kunnen gemakkelijk twee of drie talen tegelijk leren. De omstandigheden bepalen vanzelf met welke taal ze het best uit de voeten kunnen.
| |
Oalt
Een groot voorstander van Onderwijs in Allochtone Levende Talen (OALT) is Huseyin Susam, docent Pedagogie in Amsterdam. Hij kent de problematiek van het onderwijs in eigen taal en cultuur uit de praktijk. Dat het niveau belabberd is, moet hij tot zijn spijt beamen. Maar de oorzaak is duidelijk aanwijsbaar. ‘Het onderwijs in de allochtone talen is nooit voor vol aangezien. Je moest de lessen ergens onder de trap of in een vervallen barak geven. Binnen het team was je een collega in de marge. En het ergste: elke ondersteuning van instanties als SLO (Stichting Leerplan- | |
| |
ontwikkeling) of het CITO, het Arnhemse toetsinstituut, bleef uit. Er was dus geen leerplan, er waren geen toetsen. De inspectie liet het afweten. Het lesmateriaal kwam eerst uit het land van herkomst. Dat was volstrekt ongeschikt voor de Nederlandse situatie. Later werd het uit Duitsland (voor Turkse kinderen) en Frankrijk (voor Marokkaanse kinderen) gehaald. Natuurlijk voldeed dat ook niet.’
Het OALT is volgens Susam na twintig jaar ten dode opgeschreven. In de wet op het basisonderwijs is het sinds 1998 zo geregeld: binnen de muren, maar buiten de uren. ‘Het zou mij niet verbazen als het OALT over twee jaar ook buiten de muren van de school zou moeten plaatsvinden, bijvoorbeeld in de moskee. Dan zijn we echt op de verkeerde weg. Dit soort onderwijs hoort thuis in het leerplan. Er zijn tientallen onderzoeken in het buitenland gedaan, onder andere in Canada, waaruit blijkt dat onderwijs in de eigen taal de cognitieve ontwikkeling van kinderen bevordert. Voor Nederland is dit weliswaar nooit echt aangetoond, maar wat wil je ook als dat onderwijs zo slecht georganiseerd is.’
| |
Brug tussen school en ouders
René Appel, hoogleraar Tweedetaalverwerving aan de Universiteit van Amsterdam, bevestigt dat het Nederlandse onderzoek geen duidelijk gunstige invloed aantoont van lessen in de eigen taal op de ontwikkeling van het Nederlands. ‘Er is een groot onderzoek gedaan door de socioloog Driessen e.a.: “De effectiviteit van Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur” (1989). Het effect op het Nederlands was neutraal, op de prestaties in de eigen taal licht positief. Dat komt overeen met de resultaten van Amerikaans onderzoek naar het effect van onderwijs Spaans op de tweede taal, het Engels, en de moedertaal, het Spaans.’ Appel wijst er echter op dat de functie van het onderwijs in de eigen taal verder reikt. ‘In de eerste plaats is het bedoeld om de leerinhoud van bepaalde vakken toegankelijker te maken voor de leerlingen. Maar het maakt de school ook toegankelijker voor de ouders.’
Onderwijssocioloog dr. M.J. de Jong: ‘Amerikaans onderzoek laat zien dat kinderen van allochtone ouders via “gestructureerde onderdompeling” de tweede taal heel goed op school kunnen leren.’
Die functie noemt ook Susam: ‘De allochtone talen slaan een brug tussen de school en de ouders. Ze herkennen iets van zichzelf in die doorgaans vreemde Nederlandse school.’ Maar hoe valt dan te verklaren dat het animo voor lessen in de moedertaal bij allochtone ouders gering is? ‘Zij krijgen voortdurend de boodschap dat die lessen ten koste gaan van het rekenonderwijs of het Nederlands. Ook migranten zijn als ouders berekenend, ze willen het beste voor hun kinderen.’
| |
‘De heilloze weg van eentaligheid’
Wetenschappers houden zich doorgaans verre van de barricaden. Maar de discussie over het multiculturele drama heeft taalkundigen in Nederland opgepord tot een heftig protest. Zeer onlangs verscheen hun manifest Het multiculturele voordeel: meertaligheid als uitgangspunt. Wat hebben de linguïsten op hun lever?
‘Om de leerproblemen van anderstaligen op te lossen wordt heil gezocht in een exclusieve benadrukking van het Nederlands als standaardtaal. Vooral waar het gaat om de schoolsituatie worden er voorstellen gedaan om de meertaligheid van allochtone leerlingen zo veel mogelijk tegen te gaan. Er wordt zelfs al gesproken over “Nederlands op schoot”. (...) Onderzoek wijst uit dat kinderen, en zeker jonge kinderen, in staat zijn om twee of zelfs meer talen tegelijkertijd te verwerven.’ Meertaligheid moet volgens de taalkundigen het uitgangspunt en de doelstelling zijn. De overheid zou meertaligheid moeten ondersteunen en stimuleren, zoals in het multiculturele Australië of Canada wordt gedaan.
Concrete voorstellen hoe dit alles vorm moet krijgen in het onderwijs, doet het manifest niet. Initiatiefnemer dr. Hans Bennis, directeur van het Meertens Instituut, geeft toe dat de taalkundigen geen pasklare oplossing bieden om ‘meertaligheid’ in de schoolpraktijk in te voeren. ‘Maar neem nou zaakvakken als aardrijkskunde en biologie. Allochtone kinderen presteren in die vakken vaak minder goed. Dat komt niet doordat ze slecht zijn in die vakken, maar doordat de leerstof in het Nederlands wordt overgebracht. Wij vinden daarom dat zulke zaakvakken taalonafhankelijk moeten zijn.’ Maar is zoiets praktisch uitvoerbaar als er kinderen met verschillende moedertalen in de klas zitten? ‘In de praktijk gaat het toch om de grootste groepen: Turks- en Arabischsprekende kinderen. Daar moet men zich op richten. Dat is niet simpel, het probleem is zeer complex. Maar in de politiek is er sprake van een versimpeling die leidt tot een verkeerd middel: eentaligheid. Jarenlang onderzoek bewijst dat dat een heilloze weg is.’
Op 23 juni is er een openbaar debat van de ondertekenaars van het manifest met politici en beleidsmakers in het Trippenhuis, het hoofdgebouw van de KNAW (Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen), Kloveniersburgwal 29, Amsterdam. Aanvang 14.00 uur.
| |
In eigen tijd
Bennis valt hem daarin bij: ‘Ouders zijn geen deskundigen. Ze denken vooral: mijn kinderen moeten zo goed mogelijk presteren in de maatschappij. Maar er heersen misverstanden over de beste manier waarop je dat bereikt.’
Op zijn beurt ziet De Jong ook wel het belang van aandacht voor de moedertaal. ‘Maar dat kan prima “in de eigen tijd”. Dat vinden ook mijn buitenlandse studenten. Een Marokkaanse student zei laatst: “Laat geen tijd op de basisschool verloren gaan. En Arabisch kun je toch later op de middelbare school aanbieden, zoals het Frans of het Duits?” Maar hij vindt geen weerklank bij de welzijnsorganisaties waar hij komt. Die zijn te zeer beïnvloed door de taalkundigen.’
Met het ferme manifest van gerenommeerde linguïsten als Guus Extra, Hans Bennis en Pieter Muysken lijken de standpunten zich te verharden. Ligt een compromis niet binnen handbereik? Appel: ‘In de maatschappelijke discussie lopen twee zaken door elkaar. Enerzijds is er de achterblijvende integratie met alle gevolgen die Scheffer geschetst heeft, anderzijds heb je geringe schoolprestaties van allochtone kinderen. Daarop komt nu een soort overreactie van taalkundigen, die extra aandacht eisen voor de eigen talen van de minderheden. Ik denk dat je aan beide problemen tegemoet kunt komen: de waarde van de eigen taal benadrukken en het onderwijs in het Nederlands als tweede taal verbeteren. Het is geen of-of, maar en-en.’
|
|