Belcantozanger
‘Ik was in de vroege jaren tachtig geïnteresseerd in experimentele muziek, in free jazz,’ zegt hij, ‘waarbij de muzikanten de grenzen van hun muziekinstrument proberen te vinden. Achteraf zie ik dat ik eigenlijk op zoek was naar stem-achtige klanken op mijn saxofoon. Tegelijkertijd volgde ik aan de universiteit in Utrecht een cursus over poëzievoordracht. Daar ontdekte ik de klankgedichten van de Duitse dadaïstische dichter Hugo Ball (1886-1927), en de stemimprovisatie. Toen viel alles op z'n plaats: ik had instrumenten noch teksten nodig. Ik wilde iets maken wat even abstract was als muziek, maar zonder de cultivering van een belcantozanger. De rauwe geluiden van de werkelijkheid - daar wilde ik me aan wijden.’
U doet wel stemoefeningen.
‘Ik heb zangles gehad en neem nog steeds regelmatig toonladders door. Maar ik doe ook mijn eigen oefeningen. Nederlandse medeklinkers worden op drie plaatsen in de mond gemaakt: met de lippen (p, m, f), vlak achter de tanden (t, n, s), of achter in de mond (k, ng, g). Ik heb regelmatig rijtjes geoefend met die drie verschillende plaatsen (p-t-k p-t-k) met een metronoom erbij om ze zo snel mogelijk en ritmisch te kunnen maken en zo mijn uitspraakorganen te oefenen. Of ik probeer de trilling die je moet maken om bijvoorbeeld een huig-r te articuleren juist zo sterk mogelijk te vertragen, zodat hij in spettertjes uiteenvalt.’
Bent u een dichter of een musicus?
‘Het maakt mij niet uit hoe je me noemt: musicus, dichter, vocalist of klankdichter. Ik heb weleens tijdens de Nacht van de Poëzie opgetreden, maar ook bij festivals voor moderne muziek, of voor performance art.’