| |
| |
| |
Ouders waren vroeger vrienden
Over de noodzaak van het hertalen van oude taalkundige teksten
Nicoline van der Sijs
Het lezen van oude boeken over taal in hun oorspronkelijke vorm is geen sinecure. Maar hoe kan een tekst toegankelijker gemaakt worden? Alleen het verklaren van duistere passages, waar sommige neerlandici voor pleiten, is niet genoeg, vindt etymologe Nicoline van der Sijs. Een pleidooi voor het omspellen en hertalen van oude taalkundige werken.
Al enige tijd werk ik aan heruitgaven van Nederlandse boeken over taal die in de periode vanaf de zestiende eeuw, de Renaissance, tot begin twintigste eeuw zijn gedrukt. De bedoeling van de serie is waardevolle werken die in de vergetelheid zijn geraakt, toegankelijk te maken voor een algemeen publiek. Daarbij doet zich de principiële vraag voor hoe een non-fictiewerk uit de zeventiende of achttiende eeuw heruitgegeven moet worden. Kan een leek een dergelijke tekst zomaar lezen, of moet die bewerkt worden? Voor literaire werken is die vraag allang beantwoord: uitgaven voor een groot publiek zijn bijna altijd omgespeld of gemoderniseerd, en als u denkt dat u Shakespeare, Voltaire, Vondel of Hooft leest zoals zij het zelf hebben opgeschreven, dan vergist u zich.
| |
Verwarrende overeenkomsten
Over de manier waarop oude werken over taal gepubliceerd moeten worden, bestaat geen consensus. Sterker nog: er is voorzover mij bekend nooit een openbare discussie over gevoerd. Tot nu toe werden dergelijke werken altijd met annotaties (verklarende aantekeningen) uitgegeven in een kleine oplage en waren ze alleen bedoeld voor taalwetenschappers. Tegenwoordig hebben dergelijke uitgaven echter een grotere doelgroep, waartoe bijvoorbeeld de lezers van Onze Taal behoren.
Een aantal geraadpleegde neerlandici, met name taalkundigen, betoogden soms zelfs emotioneel dat er niet aan de tekst gekomen mocht worden, omdat naar hun mening uitgaven uit de zeventiende en achttiende eeuw zonder voorkennis zeker leesbaar zijn, mits hier en daar voorzien van een annotatie bij een onduidelijke passage. Anderen, vooral uit de literaire hoek, oordeelden dat bewerking ‘uiteraard’ nodig is. Onder die laatste groep schaar ik me.
Mijn stelling is dat de overeenkomsten tussen oude en moderne teksten het begrip van een oude tekst bemoeilijken, omdat deze voor een deel berusten op schijn. Van oude woorden die lijken op moderne, neem je automatisch aan dat ze dezelfde betekenis hebben. Dus ben je er niet op bedacht dat gemeen vroeger ‘gewoon’ betekende, of plat ‘eenvoudig’, of dat schone handen ‘mooie handen’ waren en het geduchte Opperwezen niet ‘gevreesd’ of ‘vreselijk’ was, maar ‘eerbiedwaardig’. Iedereen weet wel dat de betekenis van woorden in de loop der tijden verandert, maar wie buiten de specialist kent de oudere betekenis van een woord? Soms blijkt uit de context wel dat de huidige betekenis niet kan gelden. Kijk bijvoorbeeld naar het woord vrienden in de volgende tekst, die het verhaal van Oedipus vertelt:
Werdt opgevoedt by de Koninck van Corinthen; by gheval te Thebas ghekomen wesende, om dat hy geen van syne vrienden niet en kende, hy doodde synen Vader, ende troude syn Moeder.
Toen ik dit las, dacht ik eerst dat er bedoeld was dat Oedipus geen vrienden had in Thebe die hem konden waarschuwen. Ik hield dus aanvankelijk vast aan de huidige betekenis van het woord vrienden; dat was onjuist: in de tijd dat deze tekst werd geschreven (1620) betekende het ook ‘ouders’, en dat is wat hier is bedoeld.
Overigens geven niet alleen eeuwenoude teksten aanleiding tot dit soort misverstanden. Toen Elseviers Weekblad in 1961 eens schreef over een ‘nauwelijks discriminerend massapubliek’, bedoelde het een onkrítisch publiek, een betekenis die in slechts veertig jaar volkomen in onbruik is geraakt. Vergelijkbare voorbeelden van betekenisveranderingen zijn er legio, van de zestiende tot de twintigste eeuw.
| |
Leesfouten
Er zijn echter nog veel meer horden te nemen bij het lezen van oudere teksten. Neem gewoon het schrift. Vroeger drukte men vaak in meerdere schriften, waaronder het gotische. De meeste Nederlanders zijn dat niet machtig. Zelfs als niet het gotische schrift gebruikt werd, was er in het verleden een aantal afwijkingen van het huidige schrift: zo leken de s en de f als twee druppels water op elkaar, werd er geen verschil gemaakt tussen u en v of tussen i en j, en
| |
| |
werd de w vaak als vv afgedrukt. Deze verschillen kunnen leiden tot leesfouten: staat er nu ‘fijn’ of ‘sijn’, ‘roos’ of ‘roof’? Dat probleem kan natuurlijk opgelost worden door de tekst in een moderne letter om te zetten en te kiezen tussen s/f, u/v, et cetera - wat al een begin van bewerking voor de moderne lezer is.
En dan de oude spelling. Een uniforme spelling met spellingregels dateert pas van eind negentiende eeuw. Tot die tijd gebruikte iedere auteur zijn eigen spelling, die meestal regionaal of dialectisch gekleurd was, want er bestond toen geen standaardtaal. Dat kan lastige problemen opleveren. Zo vinden we in het Zuid-Nederlands in de zeventiende eeuw vaak e waar we momenteel a spellen, bijvoorbeeld herte voor hart, keersse voor kaars. Je moet wel erg alert zijn om bij lege afgrond of lege hut aan die regel te denken en onmiddellijk te begrijpen dat hier lage bedoeld is!
| |
Zinnen interpreteren
Een laatste en waarschijnlijk het lastigste probleem vormen de zinsstructuren. Er werden vroeger veel ingebedde zinnen gebruikt, voorzetsels en voegwoorden hadden een andere betekenis dan nu, en de voornaamwoorden werden op een andere manier gebruikt. Bijvoorbeeld in de zin:
Pentheus was de sone van Echion ende van Agave, om dies wille dat hy Bacchus sacrificien verachtede, werdt in stucken ghehouwen van syn eyghen moeder, ende door syn suster ghetransporteert in de Bacchische furie.
Ik neem aan dat de meeste mensen zullen lezen: ‘door zijn eigen moeder, en door zijn zuster’. Maar zijn kon vroeger ook ‘haar’ betekenen, en in dit geval is het laatste bedoeld; de hertaling luidt dan ook:
Pentheus was de zoon van Echion en van Agave. Omdat hij de offerdienst aan Bacchus verachtte, werd hij door zijn eigen moeder in stukken gehouwen en door haar zuster meegevoerd in de bacchantische razernij.
Mijn conclusie is: het lezen van oudere teksten in hun oorspronkelijke vorm is geen sinecure. Hoe moeilijk het is, blijkt wel uit het feit dat zelfs specialisten de mist in gaan. Zo stond in een recentelijk verschenen boek dat een bepaalde schilder zich begin achttiende eeuw stoorde aan het gebruik van vreemde woorden. Volgens de editeur bleek dat uit de volgende woorden van de schilder:
Nochtans zyn d'er veel schryvers, die al de terminus artis, dat 's te zeggen, eige Konstwoorden, in haar taal overzetten, meenende hen wonderlyk wel uitgesloofd te hebben; aks kaks om goed Hollands te spreeken, en te toonen dat haar taal zo ryk van woorden is: het welke ik eer voor een groote verwarringe en duisterheid, dan verlichtinge oordeel.
De schilder pleit echter juist vóór het gebruik van vreemde woorden, zie mijn hertaling:
Er zijn evenwel veel schrijvers die alle terminus artis of vaktermen in hun eigen taal omzetten, in de mening dat ze zich wonderwel uitgesloofd hebben; zogenaamd om goed Hollands te spreken en te tonen hoe rijk deze taal aan woorden is - wat ik eerder beschouw als verwarrend en onduidelijk dan als verhelderend.
Illustratie: Jaap Vegter
Als specialisten de plank al misslaan, hoe moet het leken dan vergaan?
| |
Omspellen en hertalen
Oude teksten moeten dus bewerkt worden. Maar hoe kan een tekst toegankelijk gemaakt worden? Alleen het annoteren van duistere passages, waar sommige neerlandici voor pleiten, is niet genoeg, want voor de leek zijn álle afwijkingen van het huidige Nederlands, in spelling, in betekenis en in zinsstructuur, duister en dus dienen die verklaard te worden. Dat levert een onleesbare opeenstapeling van voetnoten op.
Alleen door omspellen en/of hertalen kunnen naar mijn mening teksten die enkele eeuwen geleden geschreven zijn, voor een groot publiek ontsloten worden. Omspellen houdt in dat de woorden, volgens goed lexicografisch gebruik, geciteerd worden in de moderne spelling; dus zeventiende-eeuws swert wordt zwart. Hertalen betekent dat de tekst vertaald wordt naar modern Nederlands, dat wil zeggen dat ook de zinsstructuur, woordvolgorde, voornaamwoorden en dergelijke aangepast worden aan het moderne gebruik. Hertalen is eigenlijk gewoon hetzelfde als vertalen: een tekst uit een andere taal of taalfase wordt omgezet naar een tekst van nu.
Ook hierover bestaat geen consensus. Sommige neerlandici vinden omspellen nog net aanvaardbaar (hoewel zonde), maar hertalen, dát kan niet, want dat tast het karakter van het origineel aan en er gaat veel te veel verloren. Als je deze redenering doortrekt, betekent dat automatisch dat vertalen onmogelijk is: aangezien er nooit een een-op-eenrelatie tussen talen
| |
| |
en taalfasen bestaat, zul je altijd keuzes moeten maken, waarbij er nuances verloren gaan en bij komen - het gaat erom dat het origineel en de vertaling als geheel per saldo uiteindelijk op hetzelfde neerkomen. Dat dat kan, blijkt dagelijks weer uit de honderden vertalingen die in en uit alle mogelijke talen verschijnen; slechts enkele Nederlanders zullen Umberto Eco, Herder of De Saussure in het origineel hebben gelezen; hebben al die anderen, die de tekst in vertaling tot zich genomen hebben, dan nu minder begrip van hun teksten?
Een hertaling moet aan dezelfde eis voldoen als een vertaling: de boodschap van de auteur moet de nieuwe lezers net zo duidelijk en volledig bereiken als de oorspronkelijke lezers. Hertalen is net zo moeilijk als vertalen, nee: hertalen is moeilijker. Want bij vertalen, tenminste van een moderne tekst, kun je bij twijfel een native speaker raadplegen over de gevoelswaarde van een woord of uitdrukking; bij oude teksten wordt dat wat lastig.
| |
Verkeerde associaties
Het is een mythe dat ver- of hertalen het karakter van het origineel aantast, en dat de boodschap van een auteur alleen in het origineel recht wordt gedaan. Een hedendaagse Nederlandse lezer heeft nooit dezelfde associaties bij een tekst als een lezer uit de tijd dat de tekst geschreven werd. Sterker nog: de huidige lezer heeft de verkéérde associaties. Woorden en constructies die nu exotisch en bijzonder lijken - en die volgens sommigen om die reden onaantastbaar zijn - waren dat vaak niet in de tijd van de schrijver. De misvatting dat bepaalde woorden en uitdrukkingen onmisbaar zijn voor de authentieke sfeer van de tekst, hetzij van een bepaalde periode hetzij van een bepaald gebied, vinden wij bijvoorbeeld ook in de beoordeling van Vlaamse teksten door Nederlanders: die Vlamingen kunnen het zo ‘smeuïg’, zo ‘treffend’ zeggen. Wel, die Vlamingen hanteren gewoon hun eigen taal van alledag. Met ouder Nederlands is het niet anders. Het líj́kt bijzonder doordat het van een afstand - in tijd en ruimte - gezien onmiskenbaar Nederlands is, en toch anders.
Ik krijg de indruk dat sommige neerlandici denken dat wanneer het onderwerp van een geschrift ‘taal’ is, er andere regels gelden dan wanneer het over iets anders gaat, en dat bij het onderwerp ‘taal’ de noodzakelijkerwijs ín taal gestelde uitingen óver taal, een extra betekenis of gelaagdheid aan de boodschap
Het is een mythe dat ver- of hertalen het karakter van het origineel aantast, en dat de boodschap van een auteur alleen in het origineel recht wordt gedaan.
geven. Dat is onzin: niemand gelooft toch dat de manier waarop een moderne taalkundige zich uitdrukt, iets zegt over wát hij uitdrukt! Wat voor het heden geldt, geldt ook voor het verleden.
| |
De volgende tekst stamt uit de Woordenschat van Lodewijk Meijer, vierde druk 1663. Wat staat er?
En wy Nederlanders, die in kunde van letteren en wapenen niemandt toegheeven, zullen onze Moedertaal, die wy ten kóste van zo veel bloedts, manhaftelijk in oude tyden verghooten, met onze vryheidt voor de inbreuk der Wereldtdwingende Romeinen onghekreukt verdaadight hebben, nu teghenwoordelijk lafhartigh, en met de armen over elkaâr, van uitlandighe niet alleen laaten bezoedelen, maar zo ver van 't spoor van onzer manhafte Voorouderen Heldendeughdt vervallen, dat'er onder ons ghevonden zullen worden, die ze, daar zyze, schoon zy schuldigh was, hoorden te ontschuldighen, ontschuldighlijk met de smet van onvolmaaktheidt te brandtmerken zullen onderstaan.
| |
In de vergetelheid geraakt
Het standpunt dat oude taalkundige teksten met slechts enkele annotaties te begrijpen zijn, heeft tot gevolg gehad dat er bijna geen oude teksten meer worden gepubliceerd: tot enkele decennia geleden verschenen er wel vaker geannoteerde heruitgaven, maar die bleken onverkoopbaar te zijn. In plaats van dat de taalkundigen zich bezonnen op de vraag hoe een groter publiek bereikt kon worden, droogde de publicatiestroom op. Het in mijn ogen betreurenswaardige gevolg is dat personen die veel voor de Nederlandse cultuur en wetenschap hebben betekend, totaal in de vergetelheid zijn geraakt, zoals Noël van Berlaimont (auteur van een wat-en-hoe-gidsje dat gedurende tweeëneenhalve eeuw meer dan honderdvijftig drukken beleefde), Carolus Tuinman (die belangrijke werken over etymologie en spreekwoorden publiceerde), en de taalkundigen Balthasar Huydecoper en Lambert ten Kate. Juweeltjes van werken zijn onder het stof van eeuwen verdwenen.
Mijn hoop is dat dit stuk de taalkundigen ertoe brengt het stof weg te blazen en hun kennis met anderen te delen door onbekende werken in hertaalde vorm voor het voetlicht te brengen. Het hertalen is een hele klus, het dwingt tot (te controleren!) keuzes en interpretaties (net als vertalen trouwens), maar dat alles is ook het mooie en uitdagende. Anders dan bij annoteren kan aan problemen bij hertalen niet stilzwijgend voorbijgegaan worden. Het bezwaar als zou hertalen niet ‘wetenschappelijk’ zijn en annoteren wel, is dan ook een mythe die ik hier wil doorprikken.
Gezien de felle afkeer die sommige neerlandici tentoonspreiden wanneer het hertalen van teksten ter sprake komt, lijken zij bijna te denken dat door hertaling het origineel zou verdwijnen. Dat is natuurlijk niet zo: de originelen blijven gewoon bestaan en zijn in de bibliotheek te raadplegen. Zeker, het zou mooi zijn als dat wat vaker gebeurde; hertalingen kunnen daartoe ongetwijfeld bijdragen.
Met dank aan Jaap Engelsman.
|
|