| |
| |
| |
Van turbotaal en de dingen die voorbijgaan
De invloed van trends op taal
Jan Kuitenbrouwer - publicist en columnist
‘Sinds ik ben overgestapt van Vriendin 7.3 naar Vrouw 1.0 starten programma's als Pokeravond 8.2, Naar Het Café 3.4 en Studio Sport-kijken 7.0 niet goed meer op.’ De opkomst van de computer heeft het taalgebruik nogal beïnvloed. Maar ook allerlei andere trends hebben hun sporen nagelaten in het Nederlands. Welke waren dat zoal en hoe kwamen ze in de taal terecht? En valt daar misschien één overkoepelende megatrend uit te destilleren?
Mijne Heren, Het vervult mij met groot genoegen om te zien dat u op deze belangrijke dag in zulke groten getale bent opgekomen.
Aldus sprak mijn grootvader, precies een eeuw geleden, toen hij de jaarvergadering van biljartvereniging ‘Onze Keus’ opende.
Op Prinsjesdag in september 2000 zal blijken of koningin Beatrix heeft besloten voortaan elk jaar een grapje in de Troonrede te stoppen, of dat het een geheime familietraditie van de Oranjes is om dat alleen in de laatste troonrede van de eeuw te doen. Ik heb Wilhelmina's tekst uit 1899 er nog eens op nagekeken en het grapje niet kunnen vinden, maar dat kan aan mij liggen. Een getraind humorhistoricus zou het er misschien zó uit halen. Want zoals u waarschijnlijk weet, verandert er nog weleens iets in de taal.
| |
Even resetten
In mijn boek Turbotaal, van sociobabble tot yuppy-speak uit 1987 schreef ik hoe de computer steeds meer wordt gebruikt als metafoor voor menselijke aangelegenheden, waarschijnlijk omdat de computer zo menselijk lijkt. De computer heeft een ‘brein’ en ons brein wordt juist steeds vaker ‘chip’ ge-noemd. ‘Even die chip op nul en lekker onderuit voor de buis’, lezen we in een glossy. Slachtoffers van sekten worden na hun bevrijding ‘geherprogrammeerd’. Een organisatieadviseur legt uit dat hij een probleem graag benadert door eerst even alles te ‘deleten’, om het systeem vervolgens weer op ‘load’ te zetten. Tijdens een vergadering ontstaat begripsverwarring en iemand roept: ‘Ho! Even resetten!’ Of over twee mensen die niet goed met elkaar overweg kunnen: ‘Die twee zijn niet erg compatible, geloof ik.’ (In dat geval is de cirkel rond, want compatibilité had van oorsprong al een menselijke betekenis.) En een kennis die per ongeluk door rood licht rijdt, roept: ‘Ho! Syntax error!’
Een ander citaat, uit een tekst die me onlangs werd toegestuurd door een Volkskrant-lezer, die hem weer ergens op internet had gevonden:
Beste Helpdesk. Vorig jaar ben ik overgestapt van Vriendin 7.3 naar Vrouw 1.0. Sindsdien starten programma's als Pokeravond 8.2, Naar Het Café 3.4, en Studio Sport-kijken 7.0 niet goed meer op, of lopen voortdurend vast. Het lukt mij niet om, terwijl andere programma's draaien, Vrouw 1.0 op de achtergrond te houden.
Het antwoord van de helpdesk:
Beste Fred. Dit is een bekend probleem. Veel computergebruikers denken dat Vrouw 1.0 een utilities- en entertainment-programma is, maar het is een besturingsysteem, bedoeld om het hele systeem te regelen. Vrouw 1.0 is een prachtig programma, maar het vraagt nogal wat onderhoud. Wel valt met behulp van aanvullende software de gebruiksvriendelijkheid te verbeteren. Zelf heb ik goede ervaringen met Bloemen 2.1 en Bonbons 5.0. Installeer onder geen beding Secretaresse Met Korte Rok 3.3. Dat programma wordt niet ondersteund door Vrouw 1.0, en kan het systeem onherstelbare schade toebrengen.
| |
Oude trends
‘Over hedendaagse trends in onze taal en de invloed van subculturen’ luidt de omschrijving van mijn bijdrage aan dit congres. De neiging om menselijk gedrag te benoemen met termen uit de computerwereld, en het omgekeerde, is dat een trend? Ja en nee.
In feite is elke ontwikkeling in deze of gene richting een trend. ‘Neiging, tendens, ontwikkelingslijn’, zegt Van Dale. De dinosauriërs waren een trend. De menselijke bescháving is een trend. Ja, of wás, daar wordt verschillend over gedacht. Het probleem is dat
| |
| |
wanneer iemand een trend signaleert, daar bijna vanzelf de veronderstelling aan wordt gekoppeld dat het om iets nieuws gaat. Terwijl wat wordt waargenomen al heel lang gaande kan zijn, of zich voor de zoveelste keer opnieuw voordoet. Of, ik citeer weer uit mijn boek Turbotaal:
Jan Kuitenbrouwer: ‘Bij de VARA hadden ze aanvankelijk nog wat links-Nijmeegse accenten, bij de VPRO hoor je nog weleens een Hagenees of een Brabander, maar inmiddels is het toch vooral het Noord-Hollands en het Goois dat we op radio en tv horen.’
Foto: Bart Versteeg
De mens vergelijkt zichzelf al langer met apparaten, met stoommachines, denk aan de uitdrukking stoom afblazen, met motoren, ik draai lekker, met flipperkasten, hij sloeg me toch op tilt! Of met lampen: ‘Dus ik zeg tegen die gast: effe dimmen. Of je koplampen gaan deruit.’ Ook elektrische circuits in het algemeen zijn stof tot beeldspraak. Soms wordt de betekenis omgedraaid. Staat kortsluiten in de elektrotechniek voor iets dat zoveel mogelijk voorkomen dient te worden, in het menselijk verkeer geldt het juist als bevorderlijk voor de gang van zaken. ‘Als jij dat nou even kortsluit met Els, en ik sluit het kort met Joop, dan loopt dat verder wel.’ Een elektricien krijgt zo'n zin niet over de lippen, durf ik te wedden. Of: ‘Als jij dat nou even kortsluit met de boekhouding, dan geef ik personeelszaken alvast het groene licht.’ De stoppen zijn doorgeslagen, maar het groene licht brándt?
Wat we dus kunnen zeggen, is dat technomorfe beeldspraak altijd bestaan heeft, althans zolang er technologie is, en dat de computer daar slechts een sterke nieuwe impuls aan heeft gegeven.
Het kan verkeren, met beeldspraken. Neem de uitdrukking dicht bij het vuur zitten. ‘Een bevoorrechte positie innemen’ betekent het van oorsprong, maar met centrale verwarming, rookdetectors en sprinklers opgegroeide jongeren zullen iemand die dicht bij het vuur zit het advies geven onmiddellijk de brandweer te bellen.
‘Ik zit dicht bij het vuur.’
‘Ja jongen, als je niet tegen de hitte kunt, ga weg uit de keuken.’
| |
Betonnen acne
De meest fundamentele trend die ik meen te hebben waargenomen in de twaalf jaar dat ik mij nu met eigentijdse taalverschijnselen bezighoud, is een paradoxale. Het is de trend: minder regels, meer aandacht. Misschien is hij nu ook weer niet zó paradoxaal. Je ziet het in het verkeer: hoe meer ongelukbeperkende maatregelen je in het verkeer aanbrengt, niet des te minder ongelukken er gebeuren, maar: des te harder mensen gaan rijden. Het aantal ongevallen blijft uiteindelijk gelijk. Haal rond een onoverzichtelijke spoorwegovergang waar af en toe een auto wordt gegrepen een partij bomen weg, en het verkeer op die weg gaat harder rijden en de beschikbare reactietijd - lees het aantal gegrepen auto's - blijft gelijk. Al die ergerlijke mini-rotondes die het Nederlandse landschap de laatste jaren overwoekerd hebben, als een soort betonnen acne, hadden waarschijnlijk achterwege kunnen blijven.
Omgekeerd: hoe breder de wegen, hoe minder stoplichten en verkeersborden, hoe onbewaakter de spoorwegovergangen, des te beter verkeersdeelnemers gaan opletten. Hetzelfde zien we in de taal. De grote omwenteling van de jaren zestig, de Grote Ontvoogding, is ook aan de taal niet voorbijgegaan. Hemelbestormers verbeterden de wereld en begonnen met de spelling, de zogenaamde aksiegroepspelling - actie met a, k, s, i, e - en toen ze een paar jaar later als leraar Nederlands in spijkerpak voor de klas stonden, doopten ze het Nederlands-lokaal om in ‘Taaltuin’, lieten de banken aan de kant schuiven, de leerlingen in een grote kring op de grond zitten, en zeiden: vergeet de regels, zég het gewoon. Ik noem die episode in de geschiedenis van het Nederlandse taalonderwijs altijd ‘De Muiterij Op Het Kofschip’.
| |
Hefty
Zo groeide een generatie op met het idee dat de taal van iedereen was, en dat is de generatie die midden jaren tachtig, adolescent inmiddels, voor de opmerkelijke aanwas aan modieuze nieuwvormingen zorgde, wat ik destijds, bij gebrek aan een betere term, aanduidde met ‘turbotaal’. Ik had toen een tijdje een correspondentierubriek in het CJP-magazine, doelgroep: laatste klassen voortgezet onderwijs en studenten, die een ongekende animo en productiviteit aan de dag legden bij het aanmaken van nieuwe taal. ‘Onder wiskunde hebben mijn vriend Joep en ik vanmiddag weer een nieuw woord verzonnen’, schreef zo'n jongen dan. ‘Hefty. Het is een kruising tussen heavy en heftig. Wat vind je ervan?’
Er was ook behoefte aan veel nieuwe taal, want de door diezelfde jaren zestig aangewakkerde ontzuiling en individualisering zorgden voor een bloei van de jeugdcultuur, die uiteenviel in tal van verschillende, zich tegen elkaar afzettende subculturen, ook wel ‘stijlstammen’ genoemd. Die hadden behalve hun eigen muziek, hun eigen haar, hun eigen drugs, hun eigen vermaak en hun eigen kleding, ook hun eigen taal nodig. Waarbij taal als enige van dat rijtje het voordeel heeft dat het geen geld kost.
Ontzuiling is ook ontvoogding en in de media begonnen steeds meer ‘gewone’ mensen rechtstreeks aan het woord te komen, een ontwikkeling waarvan we met ‘Big Brother’ het voorlopige hoogtepunt hebben beleefd. Het taboe op een regionale tongval verdween, zodat, net als in Engeland, het accent van de streek waar de media-elite woont, de algemene uitspraaknorm in het gedrang brengt.
Bij de VARA hadden ze aanvankelijk nog wat links-Nijmeegse accenten, bij de VPRO hoor je nog weleens een Hagenees of een Brabander, maar inmiddels is
| |
| |
het toch vooral het Noord-Hollands en het Goois dat we op radio en televisie horen. 't Is raai, maai waai.
Vroeger kon je alleen in Noord-Holland de treinconducteur horen zeggen dat ‘reizigers voor de richting Sloton, Diemon, Muidon en Naardon hier over diendon te stappon’, nu moet je van Radio 3-disk-jockeys ook de hele tijd ‘bellon of faxon om mee te spelon en een schitteronde prijs te winnon’.
| |
Deregulering
De vrouwenemancipatie, opnieuw een uitvloeisel van de anti-autoritaire jaren zestig, miste haar effect op de taal niet. Wie zijn maatschappelijke rang niet kan uitdrukken via zijn werk, zoekt andere middelen, en behalve met gouden juwelen en een bontjas deden vrouwen dat vanouds met hun accent, zodat er, wanneer zij los van hun belangrijke man optraden, geen twijfel bestond over hun maatschappelijke status. Nu vrouwen zelf geld, carrières en macht hebben, neemt de behoefte aan zulke attributen af, en van de weeromstuit beginnen jonge, zelfstandige vrouwen plat te praten. Het beste recente voorbeeld is natuurlijk Sabine uit ‘Big Brother’, die niet zegt: ‘Hij gelooft mij niet’, maar: ‘Hai gelauft mai niiieht’. Ook hier: deregulering.
In Turbotaal heb ik al wat voorbeelden van grammaticale deregulering gesignaleerd, zoals de want- en qua-constructie. De trendy taalgebruiker van de jaren tachtig zei niet: ‘Ik ga ophangen want het is tenslotte maandag en dan is het hier een gekkenhuis’, die zei: ‘Ik ga hangen qua gekkenhuis want maandag.’
Het zou nog maar het begin blijken. Vijf jaar later bleek dit gebruik zich behoorlijk te hebben verbreid, ook onder de meer officiële taalpodia zoals pers, radio en tv. Zelfs Maartje van Weegen deed op een gegeven moment mee. ‘Nederland zit in zak en as,’ sprak zij voor de NOS-camera, ‘want verloren van Egypte.’ Een omroepgids blikt in dat jaar vooruit op een voetbalwedstrijd: ‘Finland uit, altijd moeilijk. Nu Finland thuis, maar zonder Gullit, want knie weer stuk. Oei.’
| |
Paradox van individualisering
Maar deregulering en individualisering brengen een eigenaardige paradox met zich mee. Voordat in de Nederlandse katholieke kerk begin jaren tachtig de restauratie op gang kwam, kon daar zo ongeveer alles. De jongeren die zich uit die kerk bevrijdden en voor de Bhagwan, een commune of een marxistisch-leninistische celbeweging kozen, onderwierpen zich aan veel meer regels dan voorheen.
Zelfs Maartje van Weegen deed op een gegeven moment mee aan de want-constructie: ‘Nederland zit in zak en as, want verloren van Egypte.’
De yuppies hadden genoeg van het egalitaire linksisme van de jaren zeventig, braken ermee, trokken een pak aan, gingen keihard voor KPMG werken en zetten hun huis vol hightech en minimalistisch design, maar vormden zo een tegenklasse die in zichzelf veel conformistischer was dan de klasse waartegen die zich afzette. Die martiale, double-breasted yuppiepakken van de jaren tachtig leken veel meer op elkaar dan de tuinbroeken en de spijkerpakken waarop ze het antwoord vormden.
De paradox van de individualisering is dat we ons losmaken uit grote groepsverbanden en hun dwang, maar daardoor terechtkomen in kleinere groepsverbanden met méér dwang. Onze interesse in de norm blijft, alleen: het is meer ónze norm. Zulke groepen splitsen zich ook weer op, vallen uiteen in kleinere groepen, met nóg striktere regels, enzovoort.
En wat is die norm precies? Hoe bepaal je die? Waar haal je hem vandaan? Die stem je af, op andere leden van de groep, en als groep op het gedrag van andere groepen. En hoe doe je dat? Door goed op te letten. Door te kijken hoe anderen het doen en te besluiten wat je daarvan vindt. Oftewel: met informatie.
| |
Taalfascinatie wijdverbreid
Er zijn geen universele verkeersregels meer, dus we moeten goed opletten. De markt voor populaire taalboeken maakt sinds eind jaren tachtig dan ook nog steeds een ongekende bloei door. En de meeste van die boeken gaan niet over de norm, over hoe het hoort, maar over hoe het gáát. Over de officieuze onderwereld van de taal, en z'n kleurrijke veelvormigheid. Subtalen, groepstalen, kunsttalen, jargon, Bargoens, argot, er is haast geen populair sociolinguïstisch onderwerp te verzinnen waaraan de afgelopen tien, twaalf jaar geen boekje gewijd is. Ook de televisie grossiert in taalspelletjes.
Er is één verschijnsel dat mijn betoog schijnbaar weerspreekt, en dat is het Groot Dictee der Nederlandse Taal, dat ook alweer tien jaar bestaat, en waarbij het nu juist wél om die norm draait. Maar dat zie ik toch meer als de uitzondering die de regel bevestigt. Ja, dat lijkt handig, maar het valt niet te ontkennen dat dat hele Dictee een nogal nostalgisch karakter heeft. Meer het karakter van een requiem dan van een vitale viering. Die statige zaal, Philip Freriks met z'n halve brilletje, een jury samengesteld uit louter krasse knarren - ik denk eigenlijk dat we het Groot Dictee een beetje moeten zien als het klootschieten van de taal. Een schilderachtig vermaak voor jaarmarkten en braderieën, beoefend door hobbyisten in zelfgenaaide kostuums. Dat houterige, pontificale ritueel onderstreept juist de irrelevantie van wat men daar doet. Dankzij de spellingchecker van MS-Word had ik vorig jaar drie fouten in het Groot Dictee, slechts ééntje meer dan de winnaar.
| |
Eén megatrend
‘Noblesse Oblige’ is de titel van het essay van Nancy Mitford dat ik als zestienjarig jochie in mijn moeders boekenkast aantrof en waarmee mijn fascinatie voor de sociologie van de taal begon. Adel verplicht, en
| |
| |
dat beseft ook de moderne taalgebruiker. Een beetje hobbyen in de tuin van de taal is leuk, maar wie de zaak op orde wil houden moet soms ook spitten en snoeien.
Medio vorig jaar vroeg ik de lezers van mijn Volkskrant-rubriek mij voorbeelden te sturen van wat zij nu achterhaalde, oubollige turbotaal vonden. Nou, en óf Volkskrant-lezend Nederland daar ideeën over had! Zeshonderd reacties kreeg ik. Ik herhaalde mijn verzoek in het maandblad Onze Taal: opnieuw een flinke berg brieven. En haast elke respondent noemde wel een paar dingen waarvan ik niet eens wist dat ze bestonden, laat staan dat ze ooit turbo waren, laat helemáál staan dat ze alweer oubo waren!
Ziedaar de tweeledige functie van al die taalinformatie die we het afgelopen decennium tot ons genomen en uitgewisseld hebben: de bevrijding van Hoe Het Hoort, de ontdekking van Hoe Het Gaat en de bepaling van Hoe Het Dan Wel Moet. Het is de megatrend die al die andere taaltrendjes waarover ik de afgelopen twaalf jaar geschreven heb, met elkaar verbindt: elke taalgebruiker is zijn eigen kleine Taalunietje geworden.
Zelfs de Koningin.
Tante Lien (Wieteke van Dort) ging tijdens het congres op de haar eigen manier in op de wisselwerking tussen het Maleis en het Nederlands.
Foto: Bart Versteeg
|
|