Onze Taal. Jaargang 69
(2000)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
Meer respect voor het Nederlands graag!
| |
GehechtheidSoms, als je een beetje beroepsgedeformeerd bent zoals ik, dan wordt er als je iets zegt ineens een ander stemmetje in je hoofd wakker, een stemmetje dat piept: ‘Wat zeg je nou? Wat deed je nou? Wat was dat?’ In dit geval dacht ik: ‘Hé, wat doe ik hier? Ik doe precies wat ik wil gaan vertellen aan al die mensen die Onze Taal lezen.’ Ik nam een woord uit het Engels, maar ik gebruikte het niet in het Engels; ik zei niet: ‘I'm being stalked’. Wat ik wél deed, was er een hele batterij kennis van het Nederlands op loslaten. Niet omdat ik dat bedacht had, niet omdat ik tegen mezelf zei: ‘Kom, weet je wat, ik neem eens een Engels woord, en dat ga ik dan op z'n Nederlands uitspreken, en ook op z'n Nederlands vervoegen, en dat stop ik dan in een Nederlandse zin met een Nederlandse woordvolgorde.’ Welnee. Ik kon niet anders. En u kunt ook niet anders. Dat Nederlandse systeem laat u niet los - tenminste: als het Nederlands uw moedertaal is. Iedere keer als ik mensen hoor die vinden dat de ‘stortvloed’ van Engelse leenwoorden het Nederlands helemaal zal overspoelen, zou ik ze willen toeroepen: ‘Kijk nou toch eens, luister nou toch eens! Zie en hoor hoe immens krachtig dat Nederlands is! Al zouden we willen, we komen er niet van af, hoeveel vreemde woorden er ook bij komen.’ Die (letterlijke) gehechtheid aan de moedertaal ontstaat al tamelijk vroeg. Tegen de tijd dat een kind zich werkelijk bewust begint te worden van de wereld om hem heen en van wat hij precies zegt, heeft hij zijn moedertaal al te pakken. Zijn mond staat naar die taal, of beter gezegd: z'n hersenen staan ernaar. En het is niet eens zo gemakkelijk om daar ook weer van af te komen. | |
Taalsysteem meenemenHet afleren van die Nederlandse mond is een van onze belangrijkste activiteiten bij het leren van een vreemde taal. Waarom vinden wij de ene vreemde taal moeilijker of makkelijker dan de andere? Omdat je bij de ene taal meer van je eigen taalsysteem kunt ‘meenemen’ dan bij de andere. Ik geef een paar simpele voorbeelden. Waarom vinden wij het Turks nogal moeilijk? In het Turks zeg je ‘ik weet’ of ‘ik weet niet’ door te zeggen: ‘biliyórum’/‘bílmiyorum’. Hier zit dat ik helemaal niet in, dat zit in dat -yorum, en als je er een ontkenning van maakt, dan stop je er ineens mi in en leg je de klemtoon ergens anders. Dat is veel lastiger dan wanneer we moeten zeggen ‘I know’/‘I don't know’ of ‘Ich weiss’/‘Ich weiss nicht’ of ‘Je sais’/‘Je ne sais pas’. Als ik niet speciaal mijn best doe op de uitspraak, is mijn natuurlijke neiging om te zeggen: [Ai noo/Ai doont noo], [Ieg wais/Ieg wais niegt] en [Zjuh seh/Zjuh nuh seh pah]. Die natuurlijke neiging hebben we allemaal, en bij het overnemen van woorden uit vreemde talen zie je precies hetzelfde: we proberen die zo goed en zo kwaad als het kan in te passen in ons eigen systeem. Wij spreken Engelse leenwoorden niet keurig op z'n Engels uit; we zeggen niet: ‘Zet jij de [khumpjoe:tuh] even uit.’ U zet uw [kompjoetur] uit. En u geeft echt niet als u lekker gegeten hebt uw [kreddit ka:hd] even af, u overhandigt uw [kreddit kart]. Als er in de tram excuses | |
[pagina 45]
| |
worden aangeboden, hoor je een enorm verschil tussen een Nederlander en een Amerikaanse toerist; ze roepen ‘sorry’ tegen elkaar, maar de Nederlander zegt dat toch heel anders dan de Engelstalige. | |
Het skelet van een taalKortom, dat Nederlandse systeem nemen we voortdurend overal mee naartoe. Dat doen we ook als het om iets anders dan uitspraak gaat, bijvoorbeeld als we dingen met elkaar combineren. Want of het nu gaat om voorvoegsels, achtervoegsels, vervoegingen, verbuigingen of het aaneensmeden van twee woorden - zonder enig probleem vermengen we Nederlandse en Engelse elementen. Met het volstrekt Nederlandse voorvoegsel ont- maken we net zo makkelijk onthaasten als ontstressen. En ik zeg zonder aarzelen: ‘Ik heb gelift onderweg hiernaartoe’, of ik vraag: ‘Zeg, kun je het nog een beetje managen?’ We hebben het over ‘saven - savede - gesaved’ - dat laat zich misschien niet gemakkelijk opschrijven, maar als u gewoon praat, vervoegt u het op z'n Nederlands. Onze grote nationale sport is de verkleining. Wij maken een mooi goaltje, hebben een leuk flatje, een prima setje, dat zijn allemaal volstrekt gewone woorden. Het gaat zelfs zo ver dat wij dat Nederlandse systeem ook loslaten op betekenissen. Zo zijn in Nederland de junkies verdwenen; wij hebben tegenwoordig junks of junken. Dat heeft ermee te maken dat wij in een achtervoegseltje -ie iets liefs en aardigs zien. Meissie, lieffie, moppie, lekker koppie - daar past junkie niet echt bij. Maar in het Engels heten de junkies intussen natuurlijk nog gewoon ‘junkies’. Voor de woordvolgorde geldt precies hetzelfde. Hoeveel Engelse woorden we ook gebruiken - al dan niet op z'n Nederlands verbogen, van voor- of achtervoegsels voorzien of samengesteld - wij houden altijd de Nederlandse woordvolgorde aan. We kunnen - alweer - niet anders. Geen Nederlander zal zeggen: ‘Ik denk ik ga lunchen met m'n lover’; dat wordt altijd: ‘Ik denk dat ik ga lunchen met m'n lover.’ Die woordvolgorde (die regelt welke elementen je tot wat kunt combineren, en hoe je dat kunt doen) is het skelet van een taal. Ik durf de stelling aan dat woorden de kerstballen zijn aan de kerstboom. Ze trekken enorm de aandacht en je kijkt er heel graag naar, maar ze zijn ook inwisselbaar, veel inwisselbaarder dan de takken en de stam van de boom die het zaakje staande houden. De kracht van die boom zorgt ervoor dat het Nederlands aldoor maar blijft overleven. Liesbeth Koenen: ‘Roept u bij woorden als tennis, test, stunt, bunker, sport of film nu echt: “Wat een schandelijke invloed op onze taal!”?’
Foto: Bart Versteeg | |
Opgenomen in het systeemIk wil nog even een huis-, tuin- en keukentekst aan u voorleggen: In de moderne tijd is het inmiddels een enorm cliché om te constateren dat de hausse op de huizenmarkt zulke immense vormen heeft aangenomen dat de modale Nederlander alleen nog maar kan fantaseren over een nieuw adres. Bankiers blijven enthousiast extreem hoge hypotheken verstrekken, maar een béétje intelligent, rationeel mens vertrouwt op zijn intuïtie en zegt ferm ‘nee’ tegen die rare, buitenproportionele contracten die absoluut nog tot paniek gaan leiden. Helaas, wie geen kapitalen te investeren heeft, moet jaloers toekijken. Of dromen. Voor types als ik is dat normaal. Wat zou ik ook graag een paar etages hebben vol authentieke details. Ik schets u mijn visioen: er is een balkon, een terras, en ook een gazonnetje met roze tulpen: subtiel. De bushalte en de metro zijn vlakbij, binnen klinkt zachte muziek, de gordijnen zijn elegant gedrapeerd, en de logeerkamer, waar tantes en andere familie kunnen komen, heeft een eigen toilet en douche. De eerste impressie als je het interieur ziet, is: veel antiek, maar niets te chic. Grandioos lijkt het me om daar intieme dineetjes te organiseren, en dan dus geen frites, kroketten en frikadellen, maar delicatessen: heerlijke bouillon, oesters, kaviaar, champagne, frambozen, ander fruit, veel mineraalwater erbij, likeurtje toe, af en toe pauze, schrijft de etiquette voor, en de calorieën en ons figuur, daar letten we even niet op. Daarna doen we de afwas in de machine, dan gaan we misschien nog een potje dammen, een biljartje leggen, of met wat lectuur ons ledikantje in. Enfin, blabla, allemaal illusie. In dit stukje zitten meer dan tachtig Franse leenwoordenGa naar voetnoot*, en u vond het niet echt gek, het is u niet echt opgevallen. Hoe komt dat? Die leenwoorden hadden onze voorouders al geleend, u was er nog niet bij toen het gebeurde. Die woorden zijn dus totaal in het Nederlandse systeem opgenomen, u ziet en hoort er niets bijzonders meer aan. En met al die Engelse leenwoorden zal het precies zo gaan. Ik had het zojuist over ‘al die’ Engelse leenwoorden. Maar zijn het er eigenlijk wel zoveel? Ik kan u geruststellen. Ik denk niet dat er in het Nederlands erg veel meer | |
[pagina 46]
| |
dan vijfduizend Engelse leenwoorden te vinden zijn. Volgens schattingen kent de gemiddelde Nederlander algauw een woord of vijftigduizend, dus dan gaat het om maximaal tien procent. Een echte stortvloed kun je dat toch niet noemen. En verder zal het met dat Engels toch dezelfde kant opgaan als met het Frans. Want roept u bij woorden als tennis, test, stunt, bunker, sport of film nu echt: ‘Wat een schandelijke invloed op onze taal!’? Welnee, die woorden zijn al zo lang geleden uit het Engels geleend dat nu al niemand zich meer realiseert dat het leenwoorden zijn.
Toch zit er aan dat gemopper over Engelse leenwoorden een kant waar ik me wel iets bij kan voorstellen, en waar ik me ook graag bij zou aansluiten. De weerzin tegen dat Engels heeft namelijk ook iets te maken met weerzin tegen de vermacdonaldisering van Nederland, tegen de Amerikaanse invloed dus, en met angst voor Amerikaanse toestanden op allerlei gebied. Daar is misschien nog wel iets voor te zeggen. Maar geef daar niet de taal de schuld van, want de taal kan het echt niet helpen. | |
Franse leenwoorden (zie blz. 45)moderne, enorm, cliché, constateren, hausse, immense, vormen, modale, fantaseren, adres, bankiers, enthousiast, extreem, hypotheken, intelligent, rationeel, intuïtie, ferm, rare, buitenproportionele, contracten, absoluut, paniek, helaas, kapitalen, investeren, jaloers, types, normaal, etages, authentieke, details, visioen, balkon, terras, gazonnetje, roze, tulpen, subtiel, halte, metro, muziek, gordijnen, elegant, gedrapeerd, logeerkamer, tantes, familie, toilet, douche, impressie, interieur, antiek, chic, grandioos, intieme, dineetjes, organiseren, frites, kroketten, frikadellen, delicatessen, bouillon, oesters, kaviaar, champagne, frambozen, fruit, mineraalwater, likeurtje, pauze, etiquette, calorieën, figuur, machine, dammen, biljartje, lectuur, ledikantje, enfin, blabla, illusie |