Grenzen
Bij de steden eindigde het rechtsgebied niet, zoals je zou kunnen denken, meteen bij de stadsmuur, maar een flink eind daarbuiten. Juridisch gesproken lagen er rondom de stad twee concentrische cirkels. De binnenste cirkel begrensde het gebied waar de wetgevende macht van de stad gold. Deze grens heette de ‘limiet’. De ‘bangrens’ lag daar weer een eindje buiten. Binnen dit grotere gebied mocht de stad criminelen arresteren. En mensen die uit de stad verbannen waren, mochten niet binnen de bangrens komen. Ook mocht niemand binnen de bangrens werk doen waarop de gilden het monopolie hadden. De bangrens lag soms honderd roeden (ruim driehonderd meter) buiten de limiet, soms tot een mijl daarbuiten. In dat laatste geval sprak men van een ‘banmijl’. De banmijl werd gemarkeerd met palen, die langs de uitvalswegen stonden. In het boek Over hagelkruisen, banpalen en pestbosjes meldt H. Schmal over de banmijl van Amsterdam: ‘In 1559 werden (...) een zestal fraai uitgevoerde obelisken rondom de stad geplaatst, voorzien van het wapen van Amsterdam en met de aanduiding Terminus Proscriptionis (uiterste der ballingen).’
Banpaal in Sloten, bij Amsterdam
Foto: Gemeentearchief Amsterdam
Een probleem was natuurlijk wel dat een stad als Amsterdam zich gestadig bleef uitbreiden. De banmijl moest dus met enige regelmaat naar buiten verschoven worden, en de banpalen ook. Als je oude kaarten uit opeenvolgende perioden bestudeert, is dat soms nog te zien.
Het Franse equivalent van de banmijl was de ‘banlieue’: lieue is ‘mijl’, en het Franse woord ban is in de twaalfde eeuw aan het Frankisch ontleend, dat wil zeggen de tak van het Germaans waar ook het Nederlands uit ontstaan is. De Parijse banlieue (het woord betekent nu ‘voorsteden’) was oorspronkelijk dus heel wat kleiner dan nu.