Geschiedenis op straat
Stoofsteeg
Riemer Reinsma
De naam Stoofsteeg verwijst niet naar de stoven die wij - nog - kennen: houten kubussen met gaten erin, waaraan je je voeten warmt, en die tegenwoordig alleen nog te koop zijn in de antiekwinkel. Evenmin heeft de straatnaam iets te maken met kachels, die in Vlaanderen wel ‘stoven’ worden genoemd.
Een stoof of stove was in de Middeleeuwen en de zestiende en zeventiende eeuw een badhuis of badvertrek; het woord is verwant met het Duitse Stube ‘kamer’. In de Stoofsteeg in Gouda hebben dus waarschijnlijk openbare badhuizen gestaan - en bij de Stoofstraat in Den Bosch is dat zelfs helemaal zeker. De middeleeuwers hadden een bloeiende badtraditie. Ze kenden kuip- en stoombaden. In sommige stoven werd gemengd gebaad, maar er waren ook aparte baden voor mannen en vrouwen. In sommige plaatsen schreef de overheid voor dat de stoven op zon- en feestdagen dicht moesten zijn.
Een middeleeuws badhuis (veertiende eeuw)
Uit: Grote Spectrum encyclopedie, 1978
Het moet er een gezellige boel geweest zijn; de stoven golden als de plaats waar roddels werden uitgewisseld. In een spreekwoordenverzameling uit 1550 staat: ‘In stoven, barbiershuysen ende muelenen (= molens) verneemt men alle dinghen.’ Vaak konden de bezoekers er ook eten en drinken - net als in sommige grote hedendaagse sauna's - en logeren; ook kon je je er laten scheren. Helemaal onschuldig was het vermaak in de stoven niet altijd. In veel middeleeuwse bronnen worden de stoven in één adem genoemd met bordelen, en niet zelden stonden ze onder politietoezicht. Nog rechtstreekser wordt het verband tussen stoven en bordelen gelegd in een zestiende-eeuws spreekwoord: ‘Hij houdt vóór stoof, achter bordeel’. Dat de stoven in een slechte reuk stonden, blijkt ook uit een oud rijmspreekwoord: ‘Alse papen (= priesters) stove houden, soo moets (= moet) die leide (= verfoeilijke) duvel wouden (= het beheren)’.
In de zeventiende eeuw keerde het tij. De Reformatie, die afwijzend stond tegenover lichamelijke geneugten, begon langzamerhand in alle maatschappelijke sectoren haar invloed te laten gelden. Tegen het eind van de eeuw waren de stoven overal uit het stadsbeeld verdwenen.
Is de Amsterdamse Stoofsteeg in de Middeleeuwen óók zo'n centrum van het middeleeuwse badleven geweest? Dat lijkt heel waarschijnlijk als we bedenken dat de steeg in onze tijd rijkelijk voorzien is van bordelen - wat toch brancheverwante ondernemingen zijn. Toch schrijft J.A. Wiersma in zijn boek Geschiedenis en verklaring van de straatnamen in Amsterdam (1987) dat de steeg ‘waarschijnlijk zo genoemd (is), omdat hier enige éénkamerwoninkjes stonden, waar behoeftige lieden woonden’.
Kennelijk kon stoof dus ook naar dergelijke kleine behuizingen verwijzen. De Stoofsteeg in Haarlem is evenmin vernoemd naar een plaatselijke badinrichting, naar G. Kurtz ons meedeelt in haar boek Geschiedenis en verklaring der Haarlemse straatnamen (1965). Hier was de ‘stove’ waarschijnlijk ‘een lokaal, waar armen en ellendigen zich bij wintertijd konden warmen’.